De geleidelijke verfransing: 'Het Chanson de Roland'

Kurt Wayenberg, 23 feb. 2024

“De Franse maatschappij moet zich bewust zijn dat één van haar culturele fundamenten West-Germaans-Diets was”. Het is een beetje aanmatigend om het boekwerkje “De Germaanse omgeving van Karel de Grote, het chanson de Roland en de geleidelijke verfransing” van Luc Vanbrabant in één zin samen te vatten, maar daar komt het wel op neer.

Luc stelt dat de geschiedenis van de Germaanse volkeren, die leefden van de Seine tot de Schelde, te weinig aandacht krijgt. De streek was veel belangrijker voor Europa dan in bijna alle geschiedenisboeken te lezen is.

In de tijd van Karel de Grote was het gebied van de Loire tot over de Rijn grotendeels Germaans, dat ook Duits werd genoemd. Dat algemeen Duits bestond uit nogal wat varianten die men al kon onderscheiden maar die toen nog geen gescheiden talen waren. Tot de groep behoorden Saksisch, Normandisch, Brabants, Nederduits, Diets, Duits, Vlaams, Maas-Rijnlands (Rijn-Frankisch) Fries, Nederlands, Hoogduits, enz.

Die Romaanse taal was een gevolg van het door de Romeinen en de latere Romeinse kerk gebruikte Latijn. Dat Latijn was een ambtenarentaal. Zij diende als technische taal voor officiële documenten, voor wetenschappelijk gebruik of om een elitair vakmanschap te etaleren. Zij was het voertuig van de intellectuele wereld. Hoe machtiger de kerk werd hoe belangrijker die taal werd.

Van Latijn over Francien naar Frans

Met de beroemde eed van Straatsburg (in 842), legden Karel de Kale en Hludwig de Germaan een eed van trouw af in zowel het Diets (Frankisch) als het Oud-Romaans. Het was een kantelmoment voor het (Oud)Frans als culturele taal. Het Germaans was toen op zijn retour. In het westerse deel van Karels rijk, Neustrië, is men het Frans zelfs gaan opleggen als de taal van het land. De Romaanse taal werd geleidelijk de enig mogelijke culturele taal.

Mensen schreven officiële documenten in het Latijn en moesten soms woorden zoeken en gebruiken die in het Latijn niet bestonden. Dat ze, in West-Europa, die woorden uit het Germaanse taalgebied haalden is niet meer dan logisch. Het is belangrijk om bij de vroegste attestatie van een Latijns woord te kijken in welke regio dat woord ontstond. Is dat in een Germaans gebied, dan kan het Latijn dat woord hebben geleend en letterlijk vertaald.

Geleende Latijnse woorden evolueerden in het Germaans op een andere manier dan in het Romaans gebied. Zo kan men ontdekken dat bepaalde geleende Latijnse woorden in het Chanson de Roland eerder de Germaanse evolutie tonen dan de Romaanse, wat er kan op wijzen dat de gebruikte bronnen Germaans waren of dat men nog Germaans dacht.

Voor het Frans is het Diets nog belangrijker. Door dit Diets is het Frans zo sterk verschillend van de andere Romaanse talen. Door de Dietse/ Nederlandstalige invloed is het Frans in zijn syntaxis de meest Germaanse van de Romaanse talen geworden.

Er werden veel liederen en verhalen geschreven die vertellen over het leven van Karel de Grote, zijn familie, zijn omgeving aan het hof en de gebieden die hij bezat: Het Roelantslied, Den droefliken strijt van Roncevale, Alder excellenste cronyke van Brabant, Ruolandes Liet (Pfaffe Konrad) Madelgijs, Karlamagnús saga, Karel ende Elegast, enz.

In zijn boekwerk steekt Luc heel veel onderzoekswerk en wel in twee domeinen:

  • Hij toont aan hoe de woordenschat in de Franse versies van het ‘Chanson de Roland / Roelantslied’ een Diets, Vlaams, Fries, Saksisch of Germaans-Normandisch substraat bevat
  • Hij determineert namen en verzen die Roeland en zijn omgeving plaatsen in het historische Vlaanderen, Brabant en Loon, of,  wat ruimer gezien, in een gebied van de Noordzee tot aan de Rijn

Het ‘Chanson de Roland’ en het Oudnederlandse en Dietse substraat.

Het onderzoekswerk van Luc is uitgelegd in vele tientallen pagina’s in zijn document:

  • Over de woordenschat met Diets, Vlaams, Fries, Saksisch of Germaans-Normandisch substraat:
     
    • Woorden die het leven van edelen kenmerken. zoals *barō (vrij man => baron)
    • Kleurnamen zoals *blāo (blauw => bleu) en *blund (blond)
    • Ongemakkelijke klankverbindingen zoals *hlanku (flank) of *hrokk (roek)
    • Hulpwerkwoorden, woordvolgordes, woorden beginnend met h, g of w, woorden eindigend op aar of verkleinwoorden…

 

  • Zowel in het Roelantslied als in andere teksten
     
    • Bv in ‘Le roman de Rou et des ducs de Normandie’: ainz (van eens, vroeger), coussen (van cousen, maliënpijpen), gibet (van gift), haulmes (van helms, helmen), Karles (van Karel, Kerel), Loewis (meer Germaanse vorm van Louis, van Ludwig), meschine (van meisje), Norwege (Noorwegen), ure (uur)

 

En natuurlijk zitten er ook echte juweeltjes tussen. Wat dacht je bv van:

  • chald sanc: Hebben we het hier over warm bloed (chaud) of over koelbloedig
  • Gramimund (‘toornige mond’), het paard van Valdabrun
  • mors, -mōrkamp -mōraskamp: Een wel zeer consistente ‘andere spelling’ voor les Maures (latijns: Mauri)
  • plait: Rechtszaak (van pleiten)
  • Voeillet ou non (letterlijke vertaling van willen of niet)

 

De Germaanse omgeving van het chanson de Roland

Tenslotte brengt Luc ook hier weer een mooie verzameling van (mogelijke) geografische verplaatsingen (Déplacements Historiques)

   
   
Karel de Grote met Roeland en Olivier

Een kleine oplijsting:

  • Roncevaux is als site pas vanaf 1100 bekend geworden. Ronceval is een naam die in Vlaanderen voortleeft in verschillende namen en toponiemen waaronder b.v. Ronse. Is Roncevaux in de Pyreneeën een  eerbetoon aan de streek waar Roeland, Olivier en Aude vandaan kwamen en naast de streek lag waar Karel de Grote en Einhard vandaan kwamen?
     
  • Het historische leven van Ogier is een ingewikkeld verhaal en de fictie en non-fictie zijn moeilijk te scheiden. Ogier moet uit de regio van de Ardennen komen. Ogier herstelde of bouwde kerken en abdijen in Tongeren, Keulen, Boverie, Verviers, enz. In Ath en in Hoei stapt Ogier nog altijd met opgeheven zwaard mee aan het hoofd van plaatselijke optochten. Traditioneel is Ogier in 814 de stichter van de Veronicakerk te Avroy (Luik). Men bestempelde hem verder ook als graaf van Loon (Looz) van Diest en d'Outre-Mer (d'Outre-Meuse?). Pfaffe Konrad noemt Ogier van de kunne (familie) van Waten…(in de buurt van Ardres, Sint-Omaars en Guînes)
     
  • In de Girart de Viane (±1180) heet Olivier ‘de Vienne’ en ‘de Viane’. Zijn vader heette Reynier van Geneven, Reynier (Ragnar) was een voornaam die in Vlaanderen en Henegouwen heel sterk aanwezig was. De vroegste vorsten van Henegouwen heetten Reynier. Een vazal van Karel de Grote in Torhout heette Ragnar. De geschiedenis van Olivier heeft weinig te maken met het Zwitserse Genève, het Italiaanse Genua of het Franse Vienne. Bart Besamusca, emeritus hoogleraar Middelnederlandse tekstcultuur, stelde al:  "Gheraert van Viane... Moet de opdrachtgever van dit werk, dat teruggaat op Girart de [Viane-]Vienne, in het Oost-Vlaamse stadje Viane worden gezocht?"
     
  • De zus van Olivier en vriendin van Roeland heette Alda (Aude, Oede) de Mooie (La Bele). In de Vita Sancti Willelmi heet ze Aldana. Wat met Oudenaarde (Aldenarda tot in 1145) dat in de buurt ligt van Viane en het Ronsevaalse?
     

De verfransing

De verfransing die kwam uit het Latijn van de Romeinse bezetting en van de institutionele macht van de kerk van Rome als overnemer van de Romeinse macht was een groot probleem voor Vlaanderen en Noord-Frankrijk.

Luc ergert zich meermaals en stelt teleurgesteld vast dat ‘La chanson de Roland’ een voorbeeld is van de Romaanse recuperatie van zaken uit de Germaanse wereld… een verfransende periode die nog steeds niet voorbij is... Hij stelt:

“Dat Frankrijk het Chanson de Roland ziet als een eigen culturele erfenis zonder het Dietse karakter te beklemtonen, is een niet-erkenning van de historische elementen in het lied”.

Ik ben het eens met Luc…  De Franse maatschappij mag zich gerust wat bewuster worden dat één van haar culturele fundamenten West-Germaans-Diets was.

Het 135 pagina tellende boekwerk van Luc kan in pdf-vorm geraadpleegd worden via deze link

              Reactie geven op artikel



Gast #DF99
08 Mar
reactie op Kurt Wayenberg

We ge-loven nog altijd graag dat de lauwerkrans zijn naam dankt aan het Latijnse laurea.
Dat loven we als een feit.

Maar wat als wij, het volk, het 'loof' gebruikten om de geroemde en geprezen winnaar te 'looveren' en dus te lauweren met de krans?
De gelauwerden die we loofden kennen we nog altijd als de Loredon's, Loridan's, Leuridan's of Loredano's.

Laurens voor de virenden, Lorenzo voor de Romanen.
Wat is in een naam? De beroemde Roeland incluis. Het zou gaan over een be-roemd land?
Ruim, wijd en zijd bekend, over heel het land ja.
Maar van welk groot en beroemd land zou hij dan komen, om de meubelen te redden zo ver tot in Spanje?
Het is een bacalaose vermenging van klinkers en medeklinkers die een 'kabeltje aan de jaw' van kabeljauw tot bakkeljauw en bacalao vermiek. Wij vermaken ons er nog altijd mee.


Enzo verging het ook Roeland de Leonard en overwinnaar, die we het hart van een leeuw toemeten.
Hij was niet overwonnen, maar de gelauwerde overwinnaar voor heel het volk.


              Reageer              
Gast #DF99
08 Mar
reactie op Kurt Wayenberg

Zal het met veel plezier lezen.

Ook ik ben met de jaren er rotsvast van overtuigd geraakt dat Latijn een "consensus"-taal is. Door Luc blijkbaar treffend verwoord als ambtenarentaal. Een ceremoniële/lithurgische taal voor de ingewijden van de stiel. Zoals onze ouders Frans spraken met de kinderen erbij als het in feite niet voor hun interpretatie bedoeld was maar onder elkaar wel te verstaan. Is het Frans uit het Latijn ontsproten, of grotendeels andersom, dat lijkt me nog een mooi gebied om te ontginnen. Geen van de 2 benaderingen staat in de weg dat een Germaanse taal door het volk gesproken (spreektaal en dialect) die veel "verklarender" is dan de consensustaal, aan de oorsprong van beide ligt.

Die gedachte begint meer en meer ingang te vinden, maar net in de academische wereld van het doorgegeven specialisme op weerstand botst. Het is hun wereld die hiermee gereviseerd wordt in het hart. Maar we kunnen het blijven staven tot in het oneindige, dus de ingang wordt een doorgang. Het vizier is dan niet meer die klassieke (klas-ische) kasten-taal, maar zoals in de oorsprong: de wijzer van onze eigenste volkstaal. De visie en dan gewoon de wijze waarop de dingen in hun juiste gedaante gezien worden.

Het penetreren van dit inzicht dat nu doorgang vindt, is dan ook gewoon het binnetreëeren zoals wij dat zeggen: stap voor stap, trede per trede.

Met een aanlokkelijke titel: de ontmaskering van het Latijn als gesproken volkstaal, dus ook als aangehaalde oorsprong.


              Reageer