Soms begint men een speurtocht met het maken van een topografisch kaartje waarop het voorkomen van iets is ingetekend. In dit geval het voorkomen van wegen die door de Romeinen zijn aangelegd en later zijn aangeduid met de naam Chaussée Brunehaut. Het kaartje hieronder (ontleend aan de Gallia-gids[1]) toont met de kleur rood de Romeinse reisroutes in België en Noord-Frankrijk die geheel of gedeeltelijk zo genoemd zijn. Het is niet nauwkeurig bekend op welk moment ze die naam gekregen hebben; het is alleen wel zeker dat het niet de Romeinen waren die haar hebben bedacht. Die wegen lagen er mogelijk al meer dan duizend jaar voordat iemand ze in verband bracht met ene Brunehaut (de verfranste vorm van de naam Brünhilde). Het is dus mogelijk dat het kaartje meer rode lijnen had moeten hebben, bijvoorbeeld omdat er buiten die aangegeven Romeinse routes nog meer wegen zijn die Chaussée Brunehaut genoemd zijn. Anderzijds is het mogelijk dat er te veel rood op staat, want de routes zijn al rood gemaakt als er maar één maal ergens de naam Chaussée Brunehaut langs stond. En dat kan dan gebeurd zijn op bijvoorbeeld Franse kaarten van het Institut Géograhique National te Parijs of Belgische kaarten van het gelijknamige instituut te Brussel. Het kaartje hieronder is niet bedoeld als nauwkeurige inventarisatie van het verschijnsel, maar gemaakt om aan te geven in welke streken het voorkomt. Het is duidelijk dat het zwaartepunt ervan ligt in de streken Nord-Pas-de-Calais en Picardië. Parijs lijkt het zuidelijkste punt ervan te zijn.
Gallia-gids
[1]) met de kleur rood voor de Romeinse reisroutes in België en Noord-Frankrijk
Belangrijk om te weten is het feit dat de wegen die hier als Chaussée Brunehaut zijn weergegeven niet uit geschiedkundige literatuur zijn verzameld, maar gevonden zijn op topografische kaarten. Wat de bron van die kennis is heb ik in geschiedkundige werken niet kunnen vinden, wat natuurlijk niet wil zeggen dat die er niet zijn. Tenslotte moeten de kaartenmakers hun wijsheid ergens vandaan gehaald hebben. Uit alleen oude kaarten kan die kennis niet komen, want veel daarvan zijn niet gedetailleerd genoeg of laten zelfs in het geheel geen wegen zien. Tot op heden heb ik ze alleen gevonden op kaarten uit de 19e eeuw en later. Op de volgende bladzijde staat een fragmentje van een kaart van het Institut Géographique National te Brussel. Het is nummer 46 (Charleroi) uit de serie 1:50.000. In het fragment ziet men van linksonder naar rechtsboven een dunne lijn lopen. Dat is een stukje van de Romeinse weg tussen Bavay en Tongeren. Onder Chapelle-lez-Herlaimont (links) heet de weg nog Chausssée romaine, maar onder Gouy-lez-Piéton is de naam veranderd in Chaussée Brunehaut. Hoe komen de Belgische (en Franse) kaartenmakers aan die kennis? Rechts boven in het kaartfragment ligt een plaatsje dat La Chaussée heet en iets meer naar het noordoosten (maar niet meer op dit kaartfragment) ligt ten zuidoosten van Liberchies aan de Romeinse weg een dorpje met de naam ‘Brunehaut’. De kaart is van 1996. Hopelijk is ze nog te koop, want met de opkomst van het geloof in de vrije markt zijn veel onvervangbare overheidsdiensten wegbezuinigd of zodanig ingekrompen dat ze net zo goed kunnen verdwijnen.
Brunehaut op een kaart van de 19e eeuw bij een stukje weg tussen Bavay en Tongeren
Er heeft in de Middeleeuwen werkelijk een Brünhilde bestaan. Ze komt onder de naam Brunichildis voor in de ‘Historiën’ van Gregorius van Tours. Daarin zullen niet erg veel mensen over deze Brünhilde (Brunichildis) gelezen hebben, want het boek van Gregorius is nogal deprimerend. Het gaat in belangrijke mate over de moordzuchtige sadistische krankzinnigen die het land dat nu Frankrijk heet in de 6e eeuw domineerden. Er is een Nederlandse vertaling van het boek gemaakt door Fik Meyer[2]. Brunichildis was een Visigotische prinses (534-613) die met Sigebert I uit het geslacht van de Merovingen trouwde. Het is van Brunichildis niet bekend dat ze ooit noordelijker dan Parijs is geweest. Bovendien is van haar niet bekend dat ze zich ooit met wegen bezig heeft gehouden. Een korte biografie van haar (en van drie andere middeleeuwse koninginnen) is te vinden in de doctoraalscriptie van Corry van der Gun[3]. De naam Chaussée Brunehaut is niet bekend uit de 6e eeuw. De bewering dat Brunichildis zich voor het onderhoud van die wegen heeft ingezet is gewoon verzonnen omdat men geen andere manier zag om de naam Brunehaut te verklaren.
Brunehaut is de Franse vorm van de van oorsprong Duitse naam Brünhilde. De tweede lettergreep van die naam is afkomstig van het Oudhoogduitse woord hiltia = ‘strijd’. Het woord komt voor in namen als Hildegard, Hildegunde en Hildebrand. De herkomst ervan was in 1921 nog unerklärt[4], maar de betekenis was in 1966 nog steeds: hilt = kampf (strijd)[5]. Ook de eerste lettergreep van de naam Brünhilde lijkt op strijd te wijzen. Modern Duits Brünne = borstpantser, Gotisch brunjō = borstplaat[6]. Om het verwarren van de diverse Brünhildes te minimaliseren wijst de spelling van hun naam in dit artikeltje naar het verhaal waaruit de persoon afkomstig is: Brünhild uit de Thidrekssaga, Brünnhilde uit de Wölsungensage, Prünhilde[7] uit het Nibelungenlied en Brunichildis uit het werk van Gregorius van Tours.
De gedachte dat Brünichildis de ware Brunehaut was heeft op zeker moment wortel geschoten, getuige haar standbeeld in Bavay[8]. Geheel in de stijl van de betreffende sagen had deze Brunichildis een rivale: Fredegonde, de vrouw van Chilperik van Neustrië. Een Brünhilde heeft altijd een rivale. Omdat Brunichildis de enige nawijsbare Brünhilde van vlees en bloed uit de vroegmiddeleeuwse geschiedenis is wordt aangenomen dat zij als voorbeeld voor de legendarische Brünhilden heeft gediend. Zo zouden de Walküre Brünnhilde uit de Wölsungensage en de IJslandse Koningin Prünhilde uit het Nibelungenlied uit haar ontstaan zijn. Hoofdpersonen uit de Wölsungensage zijn de ‘held’ Sigurd, de draak Fafnir en de dames Brünnhilde en Gudrun, die elkaar vanwege gedoe met Sigurd haten. Dat verhaal wordt wel de oude sage van de Nibelungen genoemd[9]. Op zeker moment waren onze voorouders blijkbaar erg geboeid door rivaliserende dames, want daar gaat het Nibelungenlied ook over. Daar heten de dames Prünhild en Kriemhild en de ‘held‘ heet Siegfried. De helden in dit soort verhalen zouden perfect passen in het boek van Gregorius van Tours, want ze zijn altijd dol op het doodslaan van andere ‘helden’. Het verhaal van het Nibelungenlied bevat traditioneel het verslag van een tocht van Worms naar Hongarije. Met behulp van een website die de Orte und Spuren des Nibelungenlieds[10] vermeldt is die tocht hieronder in beeld gebracht. Een gedetailleerd en van foto’s voorzien verslag van de tocht is te vinden in het bekende boek van Walter Hansen[11].
Het Nibelungenlied: Het verslag van een tocht van Worms naar Hongarije
Dan is er nog de Brünhild in de Thidrekssaga. Zij is altijd gelijkgesteld aan de Prünhilde uit het Nibelungenlied, totdat in 1981 een boek verscheen van Heinz Ritter-Schaumburg (1902-1994) met de titel Die Nibelungen zogen nortwärts. In SEMafoor hoeft niet uitgelegd te worden waar dat over gaat want de ideeën van Ritter-Schaumburg hebben vanaf 2004 in SEMafoor aandacht gekregen. De mogelijkheid dat de Thidrekssaga gaat over gebeurtenissen die zich betrekkelijk kort na de val van het West-Romeinse rijk werkelijk hebben voorgedaan, houdt ook de kans in dat de daarin optredende Brünhild werkelijk bestaan heeft. Als we even aannemen dat dat het geval is, dan hebben we nu twee echte Brünhildes (Brünhild en Brunichildis) en twee dames (Brünnhilde en Prünhilde) die fantasie zijn. Maar ook de Brünhild van de Thidrekssage kan niet Brunehaut zijn. Mocht het zo zijn dat Ritter-Schaumburg de ware tocht van de echte Nibelungen (Niflungen) heeft ontdekt, dan liep die niet van Worms naar Hongarije, maar van de Schievelsberg[12] bij Enzen (zie kaartje[13]) naar Soest. En dus ook niet door Nord-Pas-de-Calais en Picardië. Ook van deze Brünhild is dus niet bekend dat ze zich bemoeid heeft met de Romeinse wegen tussen Boulogne-sur-Mer en Tongeren / Trier.
Nu lijkt het lijstje van al dan niet gefantaseerde Brünhildes afgewerkt te zijn zonder dat de gezochte Brunehaut is gevonden. Voor Middeleeuwers zou dat geen probleem zijn geweest. Hun mythen, legenden en sagen stonden bol van de onbegrijpelijkheden, zodat een uit de lucht gevallen Brunehaut er ook nog wel bij kon. Maar ook de resten van Romeinse bouwwerken konden zoveel ontzag inboezemen dat de vukaankegels van de Auvergne werden aangezien voor Romeinse forten. Van de schijnbaar onverwoestbare Romeinse wegen was het zelfs moeilijk te geloven dat ze door mensen waren gemaakt. Omdat er nergens staat beschreven dat God zich met wegenbouw bezig hield bleven er slechts twee mogelijkheden over: ze waren aangelegd door Julius Caesar of door de duivel. De bekende Engelse schrijver Graham Robb schrijft daarover het volgende[14]:
“Sommige Romeinse wegen stonden al sinds de zeventiende eeuw op kaarten aangegeven, niet vanwege het historisch belang, maar omdat het de beste wegen waren die er beschikbaar waren. Ze stonden plaatselijk bekend als de ‘camin ferrat’ of ‘chemin ferré’ (met ijzer beslagen weg), de ‘chaussée’ (bedekte weg), de ‘chemin de César’ of de ‘chemin du Diable’, omdat alleen Caesar of de duivel een weg konden hebben gebouwd die zo lang goed bleef. Zoals de markies van Mirabeau in 1756 opmerkte, waren de Romeinse wegen gebouwd ‘voor de eeuwigheid’, terwijl een typische Franse weg al binnen een jaar vernield kon zijn door ‘een mollenkolonie van bescheiden omvang’”.
Een eerste stap naar de identificatie van Brunehaut werd gedaan door de Belgische historicus en archivaris Jules Vannérus (1874-1970). Hij maakte een kaartje waarop de chaussées Brunehaut waren aangegeven en ontdekte daardoor dat de bedoelde wegen vooral in Artois en Picardië voorkwamen. Maar als ervaren geschiedkundige zag hij ook wannéér de naam Chaussée Brunéhaut in die streken opdook: in 1205 in Douriez, in 1242 in Saint-Léger en in 1248 in Domart-en-Ponthieu. Tussen 1205 en 1260 lijken Romeinse wegen in de genoemde streken naar Brunehaut genoemd te zijn[15]. En daarmee hebben we een jaartal (1205) dat aan het ontstaan van dat gebruik gegeven kan worden. Vannérus wees er tevens op dat dat waarschijnlijk geen toeval is aangezien het populaire Middelhoogduitse Nibelungenlied in de jaren 1190-1205 ontstond. Mogelijk had men bij het herdopen van de Romeinse wegen in Noordwest-Frankrijk de persoon van Prünhilde in gedachten. Maar waarom zou een weg dan juist naar haar zijn genoemd?
Dat is ontdekt door de (literatuur)historicus, filoloog en archeoloog Camille Jullian (1859-1933), professor oude geschiedenis aan de universiteit van Bordeaux. In verband met Brunehaut is hij een typisch voorbeeld van de juiste man op de juiste plaats, want Jullian had natuurlijk ook belangstelling voor de sagen over Huon van Bordeaux. En hij hield zich daardoor eveneens bezig met de tussen 1260 en 1311 in het Picardisch dialect geschreven Roman d’Auberon[16], die als een soort inleiding op de avonturen van Huon beschouwd kan worden. Deze Roman is eigenlijk gewoon een sprookje over de elfenkoning Oberon (Auberon), ons wel bekend uit A Midsummer Night’s Dream van Shakespeare.
In de Roman d’Auberon komt een Brunehaut voor die de moeder geweest zou zijn van Julius Caesar. Samen met haar zoon maakte ze de met ijzer beslagen wegen: “Sa mere et il font les cemins ferés”[17]. Ook deze “Brünhilde” zou dus een rivale moeten hebben, namelijk Aurelia Cotta, de echte moeder van Caesar. Maar over een strijd tussen Brunehaut en Aurelia is niets bekend. Van de Chaussées Brunehaut weten we weliswaar nog steeds niet het fijne, maar wel is het vrij zeker dat de naam ervan in dezelfde sprookjeswereld is ontstaan waarin ook de Wölsungesaga en het Nibelungenlied thuishoren. En ook in diezelfde (13e) eeuw.
[1] vanveen.semafoor.info
[2] Gregorius van Tours: Historiën. Vertaald en van aantekeningen voorzien door F.J.A.M Meijer, Ingeleid door M.A. Wes. Ambo Baarn 1994.
[3] Corry van der Gun: Nec domina, nec ancilla, sed socia. De positie van de koningin in de vroege middeleeuwen. https://dspace.library.uu.nl/handle/1874/21979
[4] Hirt. Dr. Herman (1921): Etymologie der Neuhochdeutschen Sprache, darstellung des Deutschen Wortschatzes in seiner geschichtlichen Entwicklung. C.H. Beck’sche Verlagsbuchhandlung, München, p.230
[5] Matthias Lexers Mittelhochdeutsches Taschenwörterbuch, Stuttgart 1966, p.88
[6] Grammar of the Gothic language by Joseph Wright, Oxford reprint 1972, p.312
[7] Deze spelling van de naam is overgenomen uit het Mittelhochdeudeutsches Lesebuch van Gustav Legerlotz (Neu bearbeitet von Prof. Dr. H. Löschhorn) , Bielefeld und Leipzig 1918
[8] https://nl.wikipedia.org/wiki/Chauss%C3%A9e_Brunehaut
[9] Edmund Mudrak: De Nibelungen en andere sagen. Het Spectrum Utrecht Antwerpen 1965.
[10] http://www.nibelungen-rezeption.de/allgemein/quellen/Schoeffl%20Orte.pdf
[11] Walter Hansen: Wo Siegfried starb und Kriemhild liebte. Die Schauplätze des Nibelungenliedes. München, Deutscher Taschenbuch Verlag 2004/2005
[12] Wander- und Freizeitkarte GeoMap 1:50.000: Nationalpark Eifel: Rureifel, Hohes Venn
[13] overgenomen uit Heinz Ritter-Schaumburg: Die Nibelungen zogen nordwärts. St.Goar: Reichl Verlag 2007 p.96
[14] Robb, Graham (2008): De ontdekking van Frankrijk. Amsterdam/Antwerpen p.238.
[15] http://www.nordmag.com/patrimoine/histoire_regionale/voies_com/histoire_brunehaut.htm
[16] https://journals.openedition.org/medievales/7998?lang=en
[17] zie: http://www.cosmovisions.com/textOberon.htm en zoek daarin op “feres”