Ad Maas, voorzitter van SEM is op 4 november 2024 op 83-jarige leeftijd overleden.
In ‘Breda Vandaag’ van 15 november stond een ‘in memoriam’ van de hand van Rinie Maas, broer van Ad en woonachtig in Breda. Rinie Maas herdacht in zijn herdenkingsartikel ‘Bredase literator Ad Maas (84) overleden’ zijn oudere broer als iemand die ‘graag disputeerde en polemiseerde’. Hij achtte hem ook als ‘een wijs en doordacht denkend man.’ Het lijkt me een rake typering, want zo heb ik Ad ook leren kennen tijdens onze gezamenlijke SEM-periode; en daarvoor trouwens ook al.
Ook kranten als het ‘Algemeen Dagblad’ en het ‘Eindhovens Dagblad’ hebben reeds melding gemaakt van zijn overlijden. In het levensbericht van het ‘Algemeen Dagblad’ noemt men hem een ‘boekenminnende onderwijzer’. Dat was Ad inderdaad eveneens en beide typeringen schetsen Ad wel ten voeten uit. Hij was namelijk zowel journalistiek actief alsook opgeleid tot onderwijsman; hij schreef meerdere pedagogische en regionaal-historische studies, en hij bezat naar verluidt een bibliotheek van 8.000 boektitels. Waarschijnlijk waren het er veel meer, want Rinie Maas noteert zelfs 13.000 titels. En op Ad’s eigen website, het ‘Bureau voor Publiciteit’, wordt het reusachtige aantal van 25.000 banden opgevoerd, verdeeld over romans, geschiedenis, archeologie, pedagogiek, management, devotionalia, kunst en cultuur. In ieder geval was de grote schuur naast het woonhuis van Ad en zijn vrouw Ineke tot de nok toe gevuld met kasten en stellages boordevol papierwerk. Het gastvrij ontvangen SEM-bezoek keek er indertijd zijn ogen uit. Behalve van boeken (en reizen) hield Ad van zijn vrouw en kinderen, zo ook van katten en koeien; zijn rustieke woonomgeving had wel iets van een agrarisch kleinbedrijf.
De betekenis van Ad Maas voor de SEM kan moeilijk overschat worden. Zijn geestelijke nalatenschap is enorm. Dit is hoe we Ad Maas bij SEM zullen herinneren.
Het was in het jaar 1988 dat Ad Maas zich bij de Stichting Albert Delahaye meldde, voor informatie en materialen. De stichting gaf naderhand een contactblad uit, het ‘Albert Delahaye Bulletin’ (ADB). In dit ADB plaatste Ad in 1996 zijn eerste bijdrage. Toen de Stichting vervolgens in 1999 het laatste postume manuscript van de bekende archivaris en historicus Albert Delahaye (1915-1987) uitgaf, wilde Ad een nieuwe doorstart maken. Op zijn initiatief kwam toen de Stichting Studiekring Eerste Millennium tot stand, de SEM kortweg. Hierin vervulde Ad steeds de rol die hem op het lijf geschreven stond: die van voorzitter, initiator, polemist. Liefhebber ook van de discussie, van onderzoek, diepgang en de nuance. Hij heeft dan ook een onuitwisbare stempel op het hele SEM-gebeuren gedrukt. Kortom, Ad was de SEM en de SEM was Ad; hij was gezichts- en beleidsbepalend. Althans tot voor kort, want Ad had onlangs besloten op de achtergrond te blijven en aan naaste medewerkers de gang van de SEM-zaken over te dragen. Zijn betrokkenheid heeft dus zo’n 35 jaar geduurd.
De betekenis van Ad Maas voor de SEM kan zo bezien moeilijk overschat worden. We herinneren ons Ad als begeleider van de SEM-reisjes en vooral van de SEM-symposia, die altijd interessant waren en een betrokken publiek kenden. Ad stelde steeds de thema’s voor en regelde de komst van de sprekers, ook die uit universitaire kringen. Hij was tevens de auteur in het SEM-tijdschrift ‘SEMafoor’ van vele tientallen artikelen: alles bij elkaar een kleine tweehonderd zelfs. Het gros verscheen in de papieren SEMafoor, een tiental in de latere digitale versie.
Ad hield van schrijven en boeken maken. Daarom heeft de SEM een zevental publicaties uitgebracht, waarvan Ad mede de redactie voerde en hij ook zelf doorwrochte bijdragen voor aanleverde. Het gaat nogal ver om hier de hele bibliografie van al zijn bijdragen op te sommen: die beslaat namelijk diverse pagina’s en valt na te zien op de website van de SEM alsook op die van genoemd ‘Bureau voor Publiciteit’. Buiten de uitgeverij van de SEM-publicaties, de ‘Papieren Tijger’ uit Breda, was bovendien een uitgeverij als ‘Aspekt’ uit Soesterberg geïnteresseerd in publicaties van Ad. Zo is bijvoorbeeld zijn verhandeling over ‘De identiteit van de Peutinger-kaart’ uit 2020 alleszins een waardevolle bijdrage over een thema dat überhaupt talloze pennen in beweging heeft gebracht. Ad had, evenals de SEM in het algemeen, trouwens ook op andere auteurs een stimulerende invloed. In dezen valt te wijzen op de boekwerken van Joël Vandemaele, Rinus Boidin, Joep Rozemeyer, Hans Kreijns, Luc Vanbrabant en anderen, zoals Huub Kluijtmans. In diens studie over ‘De Gouden Peelhelm’ (2020) zit ook de expertise van Ad over de Romeinse periode verwerkt.
Bezien we verder de thema’s die Ad Maas na aan het hart lagen op SEM-terrein. In feite waren dat er talloze, op het gebied van de Romeinse Tijd en de Vroege Middeleeuwen, op het niveau van geschiedenis, archeologie en cultuur. Veel aandacht ging bijvoorbeeld specifiek uit naar de chronologie-problematiek, waarvan de Duitse onderzoeker dr. Heribert Illig met zijn thesen over ‘verdwenen eeuwen’ in het Eerste Millennium een spraakmakend boegbeeld vormde. Maar eigenlijk mogen we wel aannemen dat Ad al zijn interesses heeft samengebald in de studie die in 2023 bij uitgeverij ‘Aspekt’ zou verschijnen. Op Ad’s website staat het boek aangekondigd als: A.C. Maas, ‘Fascinerend Erfgoed. De Lage landen in het Eerste Millennium. Zestien aantrekkelijke ontdekkingstochten. Zestien trekpleisters.’ Het verhaal behandelt 16 locaties in de Nederlanden, van de Weser tot de Moezel, de Somme en de Noorzeekusten. Het gaat over bijzondere gebeurtenissen in het Eerste Millennium: aan bod komen de Kalkriese, Deurne, Nijmegen, Tongeren, Utrecht, Maastricht, Duurstede, Oldenzaal, Staveren, Deventer, Zutphen, Groningen, Worms, Aken, Doornik en Eversham. Het zou Ad’s tweede boek bij ‘Aspekt’ worden, na zijn intrigerende debuut bij deze uitgeverij over de Peutinger-kaart.
Spijtig genoeg is deze veelbelovende titel niet in druk verschenen. Wél is het geheel als digitale versie eind 2022 door Ad aangereikt aan belangstellenden. Dit onder de titel: ‘Het Eerste Millennium in de Lage Landen. Op zoek in 16 plaatsen: 16 vreemde passages en 16 fascinaties.’ Het mag beslist lezenswaardig worden genoemd, is gedegen gedocumenteerd en behandelt o.a. de Varusslag, De Gouden Peelhelm, Atuatuca, Bataven en Franken, Karel de Grote, Willibrord, Plechelmus, Engeland en Vlaanderen, de Vikingen, Saksen, de Nibelungen en Hunnen. En: Maastricht, oudste stad van Nederland? Het verhaal is verluchtigd met afbeeldingen, uitstapjes en sluit af met een intrigerende beschouwing: ‘Het bevorderen van fascinatie’. Ruim 350 bladzijden leesplezier, kortom.
Ad Maas behandelde in zijn voorgenomen publicatie ook Karolingisch Nijmegen. Daar komt hij toch wel tot enkele verrassende conclusies, die zelfs recht doen aan vroegere bevindingen van Albert Delahaye. Dat mag verrassend heten, omdat Ad diens stellingen aangaande Nijmegen en Frans-Vlaanderen, na aanvankelijke instemming, in meerdere analyses heeft afgewezen en hem uiteindelijk niet eens meer het voordeel van de twijfel gunde. Maar wat de palts van Karel de Grote te Nijmegen betreft, gunde Ad aan Delahaye weer wél het voordeel van de twijfel. Zo wijst Ad op het ontbreken van vondsten die Karel’s keizerlijke aanwezigheid zouden moeten bevestigen. En hij benadrukt dat we hier vooral met een luchtkasteel te maken hebben: waar de Merovingische periode voor Nijmegen nog enigszins uit de verf komt (wat verspreide vondsten) mag de Karolingische periode slechts als ‘virtueel’ aangeduid worden. Daarom ruimt Ad in dit kader zelfs ruimte in voor de chronologie-kritiek van Heribert Illig. Maar ook anderszins ruimde Ad positief commentaar in voor Delahaye. Dat betrof dan diens kritiek op het ‘Bronnenboek van Nijmegen’, met name de passage hierin die de bisschop van Noyon (in Noord-Frankrijk) claimde als de bisschop van Nijmegen. Dat de universiteit van Nijmegen ten onrechte het veronderstelde Noviomagus-Nijmegen bevoordeelde ten koste van het feitelijke Noviomagus-Noyon, een bisschops- en koningsstad, achtte Delahaye al een gotspe. En Ad kon diens gelijk alleen maar onderschrijven: deze verwisseling sloeg de plank volledig mis.
En zo zitten er nog talrijke aspecten in de geestelijke nalatenschap van Ad Maas, die te denken geven. We mogen dan ook gerust stellen dat zijn erfenis een bron van inspiratie blijft. En het valt niet genoeg te prijzen dat hij daarvoor bergen werk heeft verzet. Dat deed hij trouwens steeds met groot plezier: van zijn publicaties over het verre verleden in het algemeen straalt het enthousiasme zonder meer af. En wellicht haalt het begrip ‘Aardbereiskunde’ nog eens de dikke Van Dale. Die term introduceerde Ad in zijn studie over de Peutinger-kaart. Hij lijkt me origineel genoeg om in die canon te worden opgenomen. Die aarde heeft Ad ook bereisd, letterlijk en virtueel. Maar zijn reis zit er thans op.
Tot slot: dat de Studiekring Eerste Millennium in vakkringen serieus genomen werd (en wordt), mag zeker ook wel op het conto van Ad Maas bijgeschreven worden. De bijdragen die diverse universitaire onderzoekers leverden aan de symposia, het tijdschrift ‘SEMafoor’ en aan de SEM-publicaties laten zien dat dit discussieplatform, wat de SEM in wezen is, op hun belangstelling mocht rekenen. Niet toevallig werd zodoende een titel als ‘Friezen, Franken en Saksen. Oude en nieuwe visies’ (2013) uit de SEM-reeks ‘Vergeten Verleden’ een bestseller. De SEM heeft dankzij Ad ongetwijfeld een verrijking van het wetenschappelijk discours betekend.
|
|
|
|
Een 'iconisch' geworden foto: Ad op zoek naar een nieuw onderkomen voor zijn duizenden boeken...
|
|