Huysstotinge

Henne van Heeren, 22 apr. 2024

De verspreiding van het specifieke rechtsbegrip huysstotinge, duidt mogelijk op een wetgeving die ouder is dan die van de middeleeuwse staten als Holland, Brabant en Gelre. Mogelijk moeten we de oorsprong van die wetgeving zoeken in de richting van een vroegmiddeleeuwse Germaanse stam of de verovering van midden-Nederland door de Franken.

Huysvrede breke of huyssoeckinge

Volgens Cox[1] werd de eigen woning door vrijwel alle volkeren en in alle tijden als een onschendbare zaak beschouwd. In het middeleeuws recht waren er dan ook strenge straffen voor huisvredebreuk, dat wil zeggen, het binnendringen in andermans huis. In vrijwel alle plaatselijke keuren in Holland, West-Friesland, Friesland, Groningen en Drenthe vinden we het strafbaar stellen van huisvredebreuk terug, bijvoorbeeld in het landrecht van Kennemerland uit 1310: Wie soe hys brecte mit haestiger hant...[2]. Of in Drenthe: … yemant, die den huysvrede breke…[3] Echter soms sprak men van huyssoeckinge; een term die vooral in Zeeland, Vlaanderen en Brabant gebruikt werd. In Duitsland werd alom de term heimsuchen gebruikt. In de begin 11de -eeuwse wetten van de Engelse koning Knoet wordt gesproken over ham – socen; daarop stond een boete van 5 pond en de verweerder mocht zich beroepen op noodweer. Gezien de achtergrond van deze wettekst is er mogelijk sprake van Scandinavische invloed. We vinden een variant van de term zelfs nog in het huidige Schotse recht: hamesucken.[4]

Huyssoeckinge lijkt toch vooral een geweldsdaad tegen de bewoner te zijn geweest. Zo spreekt men in Hoogwoude van …wie den anderen met opsette thuys soeckt…[5]; in Enkhuizen: …indien yemandt een ander versoeckt in syn huys…[6]; Vlissingen: …den anderen thuus soect ghewapenderhant…[7]; in Wilsum: …die in toornige moede eenen anderen burger toe huys soeket...[8] Ook in veel in het latijn overgeleverde stadsrechten, zoals in Beverwijk, Alkmaar, Medemblik, Hoorn, Enkhuizen, Edam, Grootebroek, Haarlem en Delft wordt gesproken van een ander in zijn huis aanvallen. Opmerkelijk is dat de stadsrechten van Leiden en Gravenzande het huyssoeckinge begrip niet kennen. In Gravenzande wordt er helemaal niet over huisvrede gesproken en in Leiden gaat het over het verbreken van de huisvrede (pacem domus ) door iemands huis aan te vallen. Ook hier overigens 5 pond boete. De huyssoeckinge wetsartikelen gaan overigens vrijwel altijd vergezeld van een noodweer beding, een aanvullende aanwijzing dat het over het aanvallen van personen gaat.

Een huys aenstormen, aenstrijden, aenvechten of huysstotinge

Naast de twee hierboven besproken begrippen zijn er ook termen die op een vergelijkbaar vergrijp duiden. In het stadsrecht van Amsterdam spreekt men van het bestormen van een huis: Voirt wi so een huys anstormet bi daghe, die waers op vijf pond, bi nachte op tien pond.[9] Het aenstormen vinden we in onder andere Amstelland, het Gooi en in sommige delen van Overijssel. Ook het in het latijn gestelde stadsrecht van Dordrecht spreekt over het aanvallen van iemands huis. Elders wordt ook wel gesproken over een huis aenvechten of een huis aenstrijden. Dat laatste is volgens het Zuidhollands recht een synoniem voor huysstotinge: wie een huus van buten ane strijd dat es huustotinghe.[10] Deze laatste term werd veel gebruikt in Midden-Nederland. Als in een keur een van de termen aenvechten, aenstrijden, aenstormen of huysstotinge gebruikt wordt, ontbreekt meestal de term huyssoeckinge en als die wél voorkomt, wordt het genoemd als een apart vergrijp. Bijvoorbeeld in het Zuid-Hollandse Putten; daar wordt huyssoeckinge gezien als het opzoeken van iemand in zijn huis met kwade bedoelingen: …wie den anderen thuyss soeckt of dreygt uth te kommen...[11] Huysstotinge echter wordt daar gezien als het geweld gericht tegen een woning: wie huyss stotinge doet met kracht , of met boogen daer op schiet of met bylen of piecken of anders met eenige wapenen geweldeliken daer op stoot of slaet… Op huyssoeckinge stond in Putten een boete van 10 pond, op huysstotinge 40 pond. Een teken dat huysstotinge als een zwaarder vergrijp gezien werd dan huyssoeckinge.

Ook in Rotterdam werden de twee vergrijpen onderscheiden: …wie den anderen tot huys sochte off in een huys jaghede off daer in sloghe…. versus: … wie huysstotinghe doet of daer an vecht off yement in een hys sloghe….. De boete is in beide gevallen echter gelijk (15 pond), zij het dan dat in het tweede geval de handlangers van de aanvaller beboet worden met 10 pond.

Ook tegenwoordig kennen we nog het verschil tussen een opstootje en het dreigen met iemand thuis op te zoeken. Het eerste is ordeverstoring waarbij veelal meerdere mensen betrokken zijn, het tweede duidt meestal op een conflict tussen twee personen.

De wetteksten waarin de term huysstotinge gebruikt werden, waren meestal zeer beknopt. Voor enige nuance is geen plaats, dit in tegenstelling tot artikelen waar men spreekt over huyssoeckinge, deze vinden we in veel meer gedetailleerde varianten. Het is aannemelijk dat ook de huyssoeckinge regel vanouds kort is geweest, maar in de loop der tijd is uitgebreid. Ook wordt voor wat betreft huysstotinge vrijwel nooit melding gemaakt van het beroep op noodweer voor de bewoner, in het geval van huyssoeckinge vaak wel.

Volgens Van Caeneghem die een uitgebreide studie heeft gedaan naar het middeleeuwse Vlaamse recht is huyssoeckinge van oorsprong een gewapende bendeoverval van het huis van een tegenstander, maar heeft al vroeg de zeer brede betekenis gekregen van “alles wat de huisvrede van anderen verstoort”.[12] Noodweer zou geen plaats hebben gehad in het oud-Germaanse recht, aangezien elke schending van rechtsgoed leidde tot schadevergoeding. Hij meende dat het daarom later toegevoegd moet zijn.[13]

De term huysstotinge werd ook gevonden op de oostoever van de Schelde, maar wat verder landinwaarts niet. Zo spreekt men in Antwerpen stad van: Item, so wie enen andren vermenct, sonder met mortwapen , ofte die huysstotinghe doet, verboert x lib.[14] Het woord huyssoeckinghe werd hier alleen gebruikt in de context van een onderzoek door de schout en onderschout[15] of geweld tegen de bewoner van een huis.[16] In het landelijke gebied rond de stad (het schoutambt van Antwerpen) werd niet de term huysstotinghe gebruikt, maar sprak men van wie dat eenen man volgt ogte suket in een huus, met heten striden… Echter in het nog verder oostwaarts gelegen Santhoven spreek men van Soo wie een huysstooringhie doet, in wat manieren het oock gheschiet , verbeurt 24 guldens.[17] Het verschil zal zijn oorsprong hebben in de ouderdom van de bewoning. Aannemelijk is dat de oeverwallen van de Schelde en de zandgronden het eerst in gebruik genomen zijn. In later in gebruik genomen gebieden kon de landsheer de bewoners de Brabantse rechtsregels opleggen.

De situatie in noordwest Brabant was gecompliceerd: In het aan de Schelde gelegen Hildernisse sprak men van huystooringhen, opmerkelijk aangezien daar Zeeuws recht gold[18] en in Zeeland alleen huyssoeckinge gebruikt werd. In Ossendrecht vonden we huysstormige en ook Breda behoorde tot het huysstotinghe gebied, net als Geertruidenberg, maar in Weede en Steenbergen werd juist weer huyssoekinge gebruikt. In Niervaart sprak men van Soo wie aen een huus striit bi daghe verbuert viif pond ende alle ziin hulpere verbueren inalle viif pond ende bi nachte twiwarfe… De vrijwel gelijksoortige formuleringen in Haamstede, Oosteren- en Westeren ban van de Duine, Brouwershaven en Duiveland is opvallend.

In de loop der tijd lijkt het huisvrede aspect de overhand te krijgen in de keuren; in Amsterdam is het uit 1300/1301 stammende ...een huys anstormet…[19], in 1355 veranderd in: …brekinghe van huysen...[20]

Huysstotinge werd net zoals huyssoeckinge en huysvrede breke gezien als een zware overtreding; in veel gevallen stond er de maximale boete op: vaak 10 pond, mits het gerecht bevoegd was tot het bestraffen van dergelijke vergrijpen, anders werd de dader berecht door de landsheer of zijn vervanger en kon hij zelfs lyff en goed verliezen. Volgens Niermeyer is dit bedrag van 10 pond te beschouwen als in oorsprong een afkoopsom voor de doodstraf; deze afkoopsom was regelmatig gelijk aan de prijs van de persoon van de dader, d.w.z. aan zijn weergeld. Het Frankische weergeld voor een vrije man was 200 solidi of 10 pond.[21] Vaak werd de boete verdubbeld als het misdrijf ’s nachts gebeurde. In incidentele gevallen werden ook de handlangers strafbaar gesteld. Naast de pond, een rekenmunt, zien we ook andere (echte) munten genoemd in de costumen en keuren.

Overigens is op sommige plaatsen het begrip huysstotinghe gedegenereerd tot vandalisme; bijvoorbeeld een opstootje voor iemands huis.

Buiten Nederland en in de hierboven genoemde plaatsen in België, ben ik iets als huysstotinge maar op twee plaatsen tegengekomen:

In het in Sleeswijk-Holstein gelegen Eiderstedt sprak men van: Wol dem andern sin hus vp stött mit gewalt, vnd geit he dar in vnd brickt he des werdes kisten vp vnd nimpt dar gut vth , so brickt he de meer XL mark…[22] Het gaat hier om het stoten van een gat in een huis om te kunnen stelen. Het artikel gaat verder in op de grootte van het gat en de aangerichte schade en andere gewelddadige acties die er mee verband houden. Ergo, een variant van huisvredebreuk waar het om diefstal en/of geweld tegen de bewoner gaat.

En in Bremen: We in nachtiden enes anderen hus stot offte stenet, wert he des vortughet, offte wil he dar nicht vor sweren, de schal id betheren myt dren marken. Stod ok iement enes anderen hus by dage offte sine vinster, dat schal he beteren mit ener mark.[23] Dit lijkt nog het meest op vandalisme.

Ergo, het is een relatief klein gebied waarin huysstotinghe strafbaar gesteld werd. De verspreiding trekt zich niets aan van de latere grenzen tussen Utrecht, Brabant, Holland en Gelderland, hetgeen suggereert dat het wetsartikel ouder is dan deze landsgrenzen. (zie afbeelding hieronder)

   
   
Afbeelding 1: Plaatsen waar huysstotinge (zwart) of verwante termen (groen) in
de plaatselijke rechtsregels voorkwamen.

Allereerst valt op dat de Schelde een harde grens is. In Zeeland-bewester-Schelde is geen spoor van huysstotinge te bekennen. Aan de andere zijde van de Schelde daarentegen vinden we een hele reeks plaatsen waar niet het Zeeuws/Vlaamse huyssoeckinge gebruikt werd maar een huis aan strijden: In Haamstede, Duiveland, Den Briel en Goederede. Huysstoren /huysstoten vinden we in Hildernisse, Ossendrecht, Antwerpen en het zuid respectievelijk oost van Antwerpen gelegen Waelhem en Santhoven.

Het twee of viervoudig vergoeden van de schade vinden we eigenlijk alleen in Zeeland en het aangrenzende Land van Waes en Duiveland etc. Ook Steenbergen, Niervaart en Weede en Oostfriesland kennen dat tweevoudig vergoeden.

Het uitdagen van de bewoner om naar buiten te komen, lijkt typisch iets voor Overijssel (Almelo, Hardenberg, Hasselt etc.), maar in Enschede vinden we Voert so wie een huis anestoet ocht anevecht, die verboert viif punt bi daghe. In Goor gold: dat huus anstormede dat weer om xx pd en in Rijssen: wie stormmet met wappender handt in sijns meedeborgers huys. Verder vinden we oost van de IJssel huysstotinge alleen in Doetichem (die in ernsten moede huesstoetinge dede an ymantz huesse ) en Terborg (Dede yement huestotinge ), maar dan zijn we wel weer in het rivierengebied.

Ook in Groningen maakte men onderscheid tussen heemsokinghe en huse an to vechten. Voor wat betreft huse an to vechten moest de dader de schade vergoeden en 5 mark betalen aan het slachtoffer en 10 mark aan de stad. Maar als hij veroordeeld wordt voor heemsokinghe met zijn buurschap hoeft hij het slachtoffer slechts 1 mark te betalen en de stad 15 schillingen.

In Oostfriesland verstond men onder hemsekinga het met een onwettig leger optrekken naar andermans huis en hof. Er werden drie gevallen onderscheiden: de hoogste hemsekinga gold als men zoveel schade aanricht dat “de ene wind den anderen, in het midden van het huis ontmoet”. De dader moet dan een mark boete betalen voor het verstoren van de vrede. Als men “slechts” drie deuren inbeukt, dan twee mark boete en wie alleen het hof en het huis binnengaat een mark. In alle gevallen moet men de aangerichte schade dubbel vergoeden. Daarnaast kende men het begrip husfrethe. Op het verbreken ervan stond een boete van acht en een halve schilling. Als daarbij deuren werden uitgebroken werd de boete een pond voor het verstoren van de vrede.

In het Westerlauwerse recht zoals dat in de 14de eeuw is opgeschreven werden huisvrede en hofvrede behandeld; in een huis en het aansluitende hof gold een speciale bescherming. Daarnaast was er nog sprake van zonder autorisatie het gewapenderhand tegen andermans huis optrekken, maar dat gold niet als een apart vergrijp, maar als een boeteverzwarende omstandigheid, waardoor de boetes voor de misdrijven die begaan werden verdubbeld werden. Volgens Algra werd dit pas later toegevoegd, na het wegvallen van het landsheerlijk gezag. Het zou uit de Lex Frisionum gekomen zijn. Daarin gold voor de gebieden west van de Lauwers: Degene die de bende bijeenbracht en aanvoerde is zijn weergeld aan de koning verschuldigd; de deelnemers moeten ieder met twaalf schellingen boeten. De aangebrachte schade moet dubbel worden vergoed.[24] Ook in Drenthe zou dit pas naderhand aan de keuren toegevoegd zijn.

De vraag is nu of het rechtsartikel huysstotinge  misschien zijn oorsprong heeft in het oude Germaanse recht.

Huisvredebreuk in het oud-Germaans recht

In de Lex Salica, het wetboek van de Franken, komen artikelen voor over huisvredebreuk/diefstal en het aanvallen van een huis:

  • Indien een vrijgeborene een slot verbreekt of verwringt, en op die wijze een huis binnentreedt, en diefstal pleegt, zal hij 1800 deniers schuldig zijn, enz.
  • Die in vereniging met anderen een vrijman in zijn huis overvalt en doodt, zal 24000 deniers, die 600 stuivers gelden, schuldig zijn.
  • Die in vereniging met drie anderen iemands villa verbreekt, zal 3120 deniers schuldig zijn.[25]

 

Gezien de hoogte van de genoegdoening werd hier het aanvallen van de bewoner veruit als de ergste overtreding gezien; dit lijkt vooral op huyssoeckinge, de andere twee artikelen betreffen inbraak.

Ook in de wet van het midden-Nederlandse rivierengebied, de Ewa ad Amorem lex Francorum Chamavorum, komen we de overtreding tegen, maar ook daar lijkt het over inbreken te gaan:

  • Als iemand in het huis van een Frankische edelman inbreekt, boet hij 12 schillingen, en aan de koning 4 schillingen. (voor een vrije man 8 resp. 4 schillingen; voor een halfvrije 4 resp. 4, voor een slaaf 2 resp. 4.)
  • Als iemand in de hof van een Frankische edelman inbreekt, boet hij 6 schillingen, en aan de koning 4 schillingen.[26]

 

Gezien de verbanden tussen de Noordzee kustgebieden in de vroege middeleeuwen is het interessant om te zien wat de oudste Engelse wetteksten hierover zeggen. Deze zijn overigens niet zoals de continentale in het Latijn opgeschreven, maar in de volkstaal.

In Kent, waar de Juten zich gevestigd hadden, werd rond het jaar 600 een aantal wetten opgeschreven: The Laws of Æthelberht. Men maakte onderscheid tussen 1) Inbreken in een woning (in mannes tun ærest geirneÞ) de eerste die binnen gaat wordt beboet met 6 schilling, de tweede 3, elke volgende 1 schilling. 2) Een vrije die een omheind terrein binnen breekt (edorbrecÞe) 6 schilling boete. 3) Iemand die een omheind terrein binnengaat (edor gegangeÇ’) 4 schilling boete.[27] Het moet gezegd worden dat het precieze verschil tussen tun en edor niet goed bekend is. Tun wordt elders in de tekst gebruikt voor een woning van de koning en van een edele, dus we spreken niet van een gewoon huis.

Volgens Algra werd bij de Friezen de huisvrede al vroeg speciaal beschermd en viel het hof er volgens hem mogelijk vanouds ook onder.[28] Het kwam er op neer dat in een huis en tuin niet gevochten mocht worden.[29] Volgens Van Caeneghem genoot volgens oeroud Germaans recht de tuin dezelfde vrede als het huis.[30] Daar valt wel een kanttekening bij te maken, in meerdere land en stadsrechten in Nederland werd het werkwoord tuynen gebruikt voor het omheinen van de hof. Het is waarschijnlijk dat we het vroeg-Engelse tun of het middeleeuws Nederlandse tuyn op moeten vatten als meer dan een afscheiding, een met staken en takken van stekelige planten versterkte haag waardoor het moeilijk werd er over te klimmen, iets waar aan deze zijde van de Noordzee in sommige plaatselijke keuren aan gerefereerd wordt als gesuggereerd dat alleen met een degelijke afscheiding er sprake is van hofvrede, bijvoorbeeld in Hattem: … alle dieghene, die bijnnen den tuyn bevredet die sullen gelicke vreden na groite oirs landes, dat sie bijnnen den vrede hebben[31] of in Antwerpen: …een yeghelijc ghebuer den anderen moet hulpen bevreden met enen tuyne…[32]

In de circa 100 jaar oudere West-Saksische Laws of Ine (394) spreekt men van het binnendringen in een versterkt huis (burgbryce) waarop een boete staat van 120 shilling als het huis van de koning of een bisschop is, van een aeldorman 80, van een edele van lagere rang 60, landeigenaar van edele rang 35 schilling.[33]

Ook in de latere wetten van de Engelse West-Saksen onder koning Alfred (eind 9de eeuw) wordt onderscheid gemaakt tussen burgbryce en eodor bryce. Boete voor burgbryce, het inbreken van de versterkte woning van de koning, is 120 shilling, van een aartsbisschop 90, een bisschop of een aeldorman 60. Van een gewone man is de boete afhankelijk van het weergeld van de dader, en voor ceorles (vrije boer) 5 schilling.[34]

In de Lex Frisionum (de wet van Friezen) spreekt van:

  • Van wie in groepsverband vijandig de hof of het huis van een ander omsingelt, betaalt hij die de overige verzamelde en opstookte zijn weergeld aan de koning, en zij die hem volgden, elk 12 solidi; en degene aan wie de schade is toegebracht, als er schade is, wordt dubbel schadeloos gesteld.[35]

 

Ook in de Lex Angliorum et Werinorum hoc est Thuringorum is specifiek sprake van het optrekken tegen een vijandelijk huis:

  • Hij die zich met een vijandige hand rond het huis van een ander heeft verzameld, elk van de drie die het eerst waren, 60 schilling boete, enzovoort. Van de rest die hen volgde, 10 schilling elk, en in de ban van de koning 60 schilling. [36]

 

In tegenstelling tot de Engelse en Friese wetteksten wordt hier geen onderscheid gemaakt naar stand.

Analoog aan wapendrencken, zou huysstoten een restant Fries recht geweest kunnen zijn. Geweld gericht tegen een huis wordt inderdaad besproken in het Friese recht: In Fiwelgum sprak men van het verzamelen van volk en met bewapende mannen naar het huis van zijn vijand optrekken om dat in brand te steken of de bewoners te doden. Dit werd hier echter beschouwd als een verzwarende factor waardoor de boete verdubbeld werd. Het was dus geen vergrijp op zich zelf, zoals het in midden-Nederland wel was!

       
   
Regionaal Archief Dordrecht, Stadsarchieven: de grafelijke tijd, 1200 – 1572, fragment van
de akte waarbij Jan II de rechtsregels van het baljuwschap Zuid-Holland vaststelt
   

Conclusie huysstotinghe

Huysstotinghe lijkt in de middeleeuwen vooral in midden Nederland strafbaar geweest te zijn. Het huysstotinge gebied grenst in het noordwesten en noorden aan een gebied waar vooral het begrip huysvrede breke werd gebruikt. In het oosten, zuiden en zuidwesten grenst het aan het huyssoeckinge gebied. Huysvrede breke benadrukt het verbreken van de huisvrede, de term huyssoeckinge duidt meer op het opzoeken met gewelddadige intentie van iemand in zijn eigen huis. De term huysstotinge, met zijn varianten (waaronder de aanwezigheid van handlangers) suggereert een belegering van een al dan niet versterkt huis. Subtiele verschillen en, alhoewel ze in de praktijk soms voor gelijksoortige vergrijpen gebruikt werden, lijkt dit op verschillende oorsprong te duiden. Het feit dat het voorkomen van de term losstaat van de grenzen van de middeleeuwse landen, duidt erop dat de rechtsregel over huysstotinge vóór het ontstaan van deze landen is uitgevaardigd.

Huyssoeckinge werd als een minder zwaar vergrijp gezien dan huysstotinge. Begrijpelijk, het eerste verstoorde alleen de vrede voor de bewoner van een huis, het tweede verstoorde de landsvrede. Het strafbaar stellen van het aanvallen van een al dan niet versterkt huis verwijst naar een tijd waarin nog veel vetes voorkwamen. De kortheid van het rechtsartikel zonder enige nuance duidt op het smoren van een conflict in de kiem. Het was een taak van de landsheer het uit te hand lopen van conflicten te voorkomen en verzoening te bereiken. Het door de bisschop van Utrecht aan het Utrechtse grenskasteel Ter Horst geschonken recht verwijst daar specifiek naar: Ende velle hierin eenig twist offte stotinge onder , dat behouden wy tot onser ordonnantie ende tot onser soeninge.[37] De bedoeling van het verbod op de belegering van een al dan niet versterkt huis lijkt te zijn om aan vetes een eind te maken. Het gebied waar deze term vooral voorkomt ligt tussen het gebied wat al vroeg door de Franken is veroverd en waar het Salisch recht is ingevoerd en het gebied dat vooral Fries recht kende. Het ligt voor de hand om de uitvaardiging ervan aan de Franken toe te schrijven, na de verovering van Midden-Nederland.

Opvallend is dat de term huysstotinge vrijwel overal in Midden-Nederland gebruikt werd, maar nauwelijks in de vroeg bewoonde plaatsen langs de Kromme Rijn, de Oude Rijn en de Utrechtse Vecht (zie afbeelding). Dat kan (deels) te maken hebben met de langs de Rijn gelegen oude Romeinse Castellums, waarvan het bezit overgegaan is naar de Merovingische vorsten; ze zullen deze geschonken hebben aan hun aanhangers of hier in elk geval hun eigen mensen hebben gestationeerd, die niet onder de huysstotinge wettekst vielen omdat ze leenmannen van de koning waren.

Echter, het in Midden-Nederland gebruikte begrip huysstotinge lijkt verwant met specifieke rechtsregels uit de wetten van de Saksen in Engeland, de Lex Frisionum, en de Lex Angliorum et Werinorum hoc est Thuringorum. Bij de eerste twee bepaalt de stand van de overtreder de genoegdoening, in de Lex Angliorum et Werinorum hoc est Thuringorum is de hoogte van het bedrag niet afhankelijk van de stand van de dader of het slachtoffer. Wat dat betreft past de rechtsregel betreffende huysstotinge het beste bij de Lex Angliorum et Werinorum hoc est Thuringorum. Ook omdat de rechtsregel ook gevonden werd op plaatsen die nooit Fries of Saksisch zijn geweest. Verwante termen als aenstormen en aanstrijden vinden we in een beperkt gebied, namelijk bij de mondingen van de Schelde, de Maas en de Vecht.


[1] Cox, J.C.M., 'Hebbende previlegie van stede' De verlening van stadsrechtprivileges in Holland en Zeeland (13de - 15de eeuw), 2011, p. 221
[2] Mieris, F. van, Groot charterboek der graaven van Holland, van Zeeland en heeren van Vriesland, 1735-1736, deel II, p. 89-91
[3] Gratema, S., Drentsche Rechtsbronnen uit de 14e, 15e en 16e, eeuwen, in: Werken der vereeniging tot uitgave der bronnen van het Oude Vaderlandsche Recht, 1ste reeks, no 17, 1894, p. 24-25
[4] The offence of attacking a person in his or her own dwelling (het misdrijf van het aanvallen van een persoon in zijn of haar eigen woning).
[5] Pols, S.M., Westfriesche stadsrechten, in: Werken der vereeniging tot uitgave der bronnen van het oude vaderlandsche recht, 1ste reeks, deel 7, no 1, p. 73
[6] Van Mieris II, p. 833
[7] Cox, p. 622
[8] Telting, A., ‘Stadregt van Wilsum’ in: Overijsselsche stad-, dijk-, en markeregten, deel 1: Stadregten (Zwolle 1875-1942) 15e stuk 1903, p. 10, 17
[9] Cox, p. 316
[10] Jacob van der Eyck, Corte beschrijvinghe, mitsgaders hantvesten, privilegien, costumen ende ordonnantien vanden lande van Zuyt-Hollandt, 1628, p. 110-121
[11] Pols, M.S., De oudste rechten van het land van Putten, in: Verslagen en mededeelingen van de vereeniging tot uitgave van het Oude Vaderlandsche recht, deel I, 1885, p. 160
[12] Caenegem, R. C. van, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de de XIVde eeuw, 1954, p. 93
[13] idem, p. 56-57
[14] Longé, G. de, Coutumes d’ Anvers, 1870, I, p. 4
[15] Longé, G. de, Coutumes d’ Anvers, 1870, II, p. 42
[16] Longé, G. de, Coutumes d’ Anvers, 1870, II, p. 68-69
[17] Longé, G. de, Coutumes de Santhoven, de Turnhout et de Rumpst, 1877, p. 222
[18] Kappelhof, A.C.M., Hildernisse Een gemeenschap van kleine luiden aan de Schelde (1246-1570), internet versie editie 11 april 2023
[19] Cox, p. 316
[20] Van Mieris II, p. 841
[21] Niermeyer, J.F., Amsterdam als dochterstad van Utrecht, in: Tijdschrift voor Geschiedenis, jg. 60 (1947) p. 40-49
[22] Richthoven, K. von, Friesische rechtsquellen, 1840, p. 595
[23] Eckhardt, K. A., Die mittelalterlichen Rechtsquellen der Stadt Bremen, 1931, p. 333
[24] Nieuwenhuisen, K. Lex Frisionum Tekst en vertaling, http://www.keesn.nl/lex/lex_nl_text.htm#Fredo, versie mei 2014
[25] Zinnincq Bergmann, F.J.E. (1875). De Salische wet (Pactus legis Salicae). Haar oorsprong, voortgang en werking, vertaling en vertolking, ’s Hertogenbosch, W.C. van Heusden, p. 186-187
[26] Kees Nieuwenhuijsen, http://www.keesn.nl/ewaadamorem/
[27] Oliver, L., The beginnings of English law, 2012, p. 66-69
[28] Algra, N.E., Zeventien keuren en vierentwintig landrechten, 2de druk, 1991, p. 332-333
[29] Idem p. 417
[30] Idem p. 64
[31] Pols, M.S., De willekeur van Hattem, in: Verslagen en mededeelingen vereeniging tot uitgave bronnen van het Oud-Vaderlandsche recht deel 3, p. 495-561
[32] Dit sijn de coren van der stad Antwerpen, anoniem, Gent 1852
[33] Jurasinski, S. and Oliver, L., The laws of Alfred, 2021, p. 411
[34] Idem, p. 339
[35] Kees Nieuwenhuijsen, http://www.keesn.nl/lex/
[36] Monumenta Germaniae Historica, https://www.dmgh.de/mgh_ll_5/index.htm#page/103/mode/1up
[37] Muller, S., De borchluden van Ter Horst, in: Verslagen en mededeelingen van de vereeniging tot uitgave van het Oude Vaderlandsche recht, deel V, 1909, p. 118-142
              Reactie geven op artikel