Inleiding
Hoogstraten heeft een kasteel dat weinig is bekend, maar toch een hele geschiedenis met zich meedraagt.
Het huidige kasteel werd in de zestiende eeuw gebouwd door de beroemde architect Rombout II Keldermans die een luxueus vestingwerk met vijf torens liet bouwen. In 1743 woonde daar de prins van Salm-Salm, maar een hevige brand in 1768 vernielde grote delen van het kasteel. Alleen de zuidelijke vleugel werd nog een tijd bewoond door de prinselijke familie.
Plunderende Fransen hebben uiteindelijk het kasteel genationaliseerd en nog verder afgebroken. Vanaf 1810 werden er bedelaars opgevangen. Toch kreeg in 1815 de familie Salm-Salm hun land terug, maar zonder het kasteel zelf, dat in handen bleef van de staat. Vanaf 1880 huisde in het kasteel een landbouwkolonie en sinds 1931 is het een penitentiair schoolcentrum.
Mij interesseerde vooral de oudste geschiedenis van dat kasteel, dat ook wel kasteel van Gelmel of Gelmelslot wordt genoemd. Volgens een aantal legendes bouwde ‘de Noorman Gelmel’ daar in de negende eeuw een houten kasteeltoren met een gracht er rond. Laat ik proberen om die geschiedenis wat verder te bestuderen.
|
|
|
|
Gelmel kasteel Hoogstraten rond 1900 (oude postkaart)
|
|
De burcht
De burcht te Hoogstraten lag aan de oever van de Mark langs een oude heerbaan, midden in een moerassig gebied dat dienstdeed als natuurlijke verdediging. Rond de burcht lag een gracht die werd gevoed door de Mark. Het hele domein kreeg verdedigingsgrachten tot aan de Mark. Het eerste bouwwerk, een houten woontoren, zou dateren uit de negende eeuw en volgens de legende zijn opgericht door Gelmel, één van de aanvoerders van de Noormannen. Later werd het een grensbolwerk van het markgraafschap Antwerpen. Vermoedelijk kwam er op die plaats een stenen slot rond het einde van de twaalfde eeuw[1]. Nog in 1550 was de Mark tot Hoogstraten bevaarbaar voor schepen van 45 voet lang en 10 voet breed[2].
De streek van Hoogstraten
Tussen de zesde en achtste eeuw ontstonden in dit gebied een aantal nederzettingen van Frankische boeren die zich hier kwamen vestigen. Of zij daardoor problemen kregen met plaatselijke bewoners is niet te achterhalen. Het is best mogelijk dat hier heidense denen, Scheldewikingen, Scaldingi, moesten opstappen of wegvluchten voor de nieuwe inwoners. Er bestaan historische bronnen waarin wikingen worden vermeld op de Mark.
Zondereigen aan de Aa heeft een gelijkaardige legende en daar zijn archeologische resten zoals een mottestructuur gevonden[3]. Zie daarvoor verder in dit artikel.
De streek behoorde tot Vorsel[4] dat door Pepijn van Herstal aan Willibrord was gegeven, die het in 726 overdroeg aan de O.-L.-Vrouwekerk te Antwerpen. Tijdens de negende en de twaalfde eeuw hebben Wortel en Hoogstraten zich afgesplitst en werden ze autonome heerlijkheden met de hertog van Brabant als leenheer[5].
De naam Gelmel-Gelmer
Gelmel was volgens de vele (volks)verhalen eerst een heiden, een Hun, een Noorman, een wiking of een Vandalenkoning (Gilimer). In de 12de eeuw bestond al een familie Gelmele in het hertogdom Brabant.
Hoe de naam Gelmel of Gelmer etymologisch kan worden verklaard is niet simpel. Er zijn tal van hypotheses die allemaal uit het (Oud)Germaans komen. Het gaat telkens om iemand die op één of andere manier is opgevallen.
- Gelmer: ger-mari, speer-vermaard, vermaarde krijger
- Gelmer: gaila-mari, nukkig-beroemd, beroemde eigenzinnigaard
- Gelmer: Fries voor Gildemar: Gotisch gild (offer) gild-mari, vermaard offer
- Galmari: gal-mari, betover-vermaard (galan: betoveren) vermaarde tovenaar
- Galmari: gal-mari, zing-beroemd (galan: zingen) beroemde zanger
- Galmer: lawaaimaker (via de naam van de Germaanse God Ymir, Aurgelmir)
- Gelmer: Germaans voor ‘korenschoven’[6]
- Gelmer of Jelmer. De g werd ook als j uitgesproken. Vandaar de Franstalige naam voor Gelmen, Jamines. Jel, jellen en jelmer kunnen zo met een verwerpelijk, verachtelijk of nietswaardig persoon te maken hebben (zie INL bij Jel). Iets wat niet vreemd is als men een heiden wilde beschrijven.
In 1234 is er een eerste vermelding van de ‘heerlijkheid Hoochstraten’. Sebastiaan van Hoechstraten wordt in 1293 beschreven als ‘domine de Gelmele’ en in 1295 ook als dominus de Hoestraten et de Wortele.
Opmerkelijk zijn ook de Gelmel sage in Ginhoven-Zondereigen (Vossenberg) en de legende van Gelmel, heer van de Gelmelburcht (Hoogstraten)
De sage van Gelmel uit Ginhoven en Zondereigen[7], [8]
Gelmel de wiking voer aan het eind van de negende eeuw geregeld de Mark op en af met zijn schepen, tot waar de Noordermark het Merkske instroomde. Bij Ginhoven ging hij aan wal om te gaan plunderen. Na de plunderingen vertrokken de rovers weer en de buit werd in verre streken verkocht. Telkens kwamen ze weer terug en begonnen de plunderingen weer opnieuw. Op zekere dag landden de Noormannen nog eens in de buurt van Ginhoven. Er waren vrouwen en kinderen aan boord en de leider Gelmel bleek vriendelijke bedoelingen te hebben. Hij wilde zich vestigen op Ginhoven. De graaf stemde toe en Gelmel werd benoemd tot Heer van Zondereigen. Gelmel liet een motte ter verdediging opwerpen. Op deze motte kwam een burcht met een gracht, het Wijthof, te staan. Aan de voet kwam een toren van hout met palissaden. Het neerhof rondom de motte was ook nog omringd door een houten muur. Hieromheen liep ook nog een gracht. Binnen het neerhof woonden de ondergeschikten van Gelmel. De bewoners van Ginhoven en Zondereigen bleven na de oprichting van de burcht gespaard van verdere invallen door de wikingen. Het aanzien van Gelmel groeide. Met succes dong hij naar de hand van Beatrijs, de dochter van de Heer van Breda. De Heer van Weelde was jaloers op Gelmel en daagde hem uit tot een gevecht. Gelmel won het gevecht en doodde de Heer van Weelde. Gelmel vertrok hierop naar het Heilige Land en keerde niet meer terug naar zijn vrouw. Eenzaam bleef zij in Breda wachten op haar man.
Wat kunnen we historisch destilleren uit die tekst?
- De heiden Gelmel gebruikte de Mark als waterweg. Hij kwam en vertrok met zijn schepen om handel te drijven. Het gebied van de Mark duidt met die naam op een grensland en als die grens verschoof moeten er wellicht stroken niemandsland zijn geweest.
- Gelmel vestigde zich langs het water in een versterkte burcht. De mottestructuur van die vesting is teruggevonden. Het toponiem ‘Wijthof’ kan uit die tijd dateren. Het is mogelijk dat het Wijthof op een bestaand wij of wy-heiligdom is gebouwd: ‘t hof op de Wij.
- Gelmel paste zich aan en liet zich kerstenen. En zo verdwenen de conflicten. Hij werkte zich op binnen de samenleving, versloeg de heer van Weelde en trouwde met de dochter van de heer van Breda.
- Gelmel, nu een gewone christelijke sterveling, verdween uit de geschreven geschiedenis.
- De naam Zondereigen (ook genoemd als Goed ter Borch) kan begrepen worden als een gebied zonder eigen land, een gebied dat geen allodium[9] of vrij leen was. Het is een manier om Zondereigen te bestempelen als een leengoed.
- Ginhoven kan worden gezien als een hoeve-toponiem. Dan was dat een plaats waar Frankische boeren zich kwamen vestigen, wat natuurlijk zorgde voor de nodige conflicten met de mensen die daar al woonden. Aardewerkvondsten bewijzen dat Ginhoven bewoond was in de Karolingische tijd, wellicht vanaf de achtste eeuw. Daarna is ook Zondereigen altijd bewoond gebleven. Op twaalf verschillende locaties tussen Ginhoven en Zondereigen zijn in totaal tweeëntachtig Karolingische scherven gevonden[10].
- Er zijn resten van een motteburcht gevonden op de Vossenberg bij Ginhoven. Die berg heette vroeger Borchberch en Borchtberch. Archeologen beschrijven dat de motte ongeveer 7 meter hoog was, met een diameter van rond de 32 meter. Rond de motte lag een gracht die werd gevoed door de Noordermark.
De legende van Gelmel uit Hoogstraten[11]
Dappere Brune (Bruno[12]) moest een Deense prinses als koningsbruid naar Brittannië brengen en haar daar aan de bruidegom afleveren. Maar tijdens een zware storm sloeg de prinses overboord. Bruno durfde niet terug naar het noorden en naar Engeland varen was ook geen optie. De wikingen wendden hun steven naar de lage landen en voeren via het Volkerak en de Oosterschelde tot op de Mark. Waar de Mark en de Aa samenvloeiden bouwde Bruno een vesting, Brunesheim, het latere Breda. Enkele van de wikingen onder de leiding van Gelmel, voeren door. Hij bouwde een vesting waar nu het kasteel van Hoogstraten staat. Gelmel was eerst nog een heiden en terroriseerde de streek. Maar door zich te laten kerstenen en met een akkoord tussen hem en Karel de Grote of Hludwig werd hij opgenomen in de christelijke wereld en verdwenen de conflicten. Gelmel was zo een van de oudst bekende heersers over Hoogstraten, Wortel en omgeving.
Wat kunnen we historisch destilleren uit die tekst?
- Het gaat over denen (niet over Denen) mensen van rond de Noordzee, noord- of noormannen. Ook in Breda hebben denen gewoond (Zie ook zestiende en zeventiende eeuwse kaarten van Breda).
- Er zijn contacten met Engeland.
- Veel gebruik van de rivieren, zeker om handel te drijven.
- Lokale bevolking en nieuwe kolonisten met de nodige conflicten.
- Vestingen (ringwallen, forten, grachten, hoven, omheinde plaatsen met bewoning).
|
|
|
Detail uit een zestiende eeuwse kaart (Rijksarchief Brussel)
|
|
Detail van een kaart uit de zeventiende eeuw die Breda in de veertiende eeuw moet voorstellen[13]
|
Gelmel op de VRT
In Hoogstraten zijn heel wat verwijzingen te vinden naar Gelmel. Zo is er een Gelmelstraat, een kinderdagverblijf de Gelmeltjes, eetcafé de Gelmel, een folklore ensemble Gelmel, een dokterspraktijk de Gelmel, een Gelmel musical, enz. De VRT[14] was in zijn serie ‘Mysteries ontrafeld’ vooral op zoek naar wikingbloed dat nog door de aders van Hoogstratenaren zou kunnen vloeien.
Volgens historicus Guy Muësen is er tot nu toe geen wetenschappelijk bewijs gevonden dat er wikingen in Hoogstraten zijn geweest. Het zou hem verbazen als er ooit iets wordt gevonden, want in de tijd van de wikingen bestond dit gebied volgens hem vooral uit bossen en moerassen. Wikingen kwamen om te plunderen of handel te drijven, maar in de buurt van Hoogstraten en omgeving waren volgens hem geen dorpen of steden. Er was geen rijkdom. Hij vraagt zich af wat ze hier dan wel kwamen doen.
Kunnen er in het DNA van de inwoners van Hoogstraten sporen van wikingen te traceren zijn? Geneticus van de KU Leuven, Maarten Larmuseau, deed onderzoek naar het DNA van heel wat Europeanen. Uit historisch en archeologisch onderzoek blijkt dat wikingen hier volgens hem wel degelijk zijn geweest om te plunderen, maar niet in zulke grote mate dat het invloed heeft gehad op ons DNA. Tot op vandaag zijn er geen sporen dat er wiking-DNA aanwezig zou zijn in het DNA van de Vlaamse, autochtone bevolking, ook niet in Hoogstraten.
Dat er in het DNA van onze voorouders in het Scheldegebied geen DNA-kenmerken van Scandinaviërs zitten, past volgens mij perfect bij mijn aannames. De denen waren mensen van hier. Men moet zoeken naar sporen van de denen van hier bij de mensen in het noorden, niet omgekeerd. En ook daar zal men weinig terugvinden. De diaspora leefde rond heel de Noordzee (en elders) en maar een kleine groep is in het noorden gebleven tussen de autochtone bevolking waar ze wel belangrijk werden en de macht in handen kregen. Door hun klein aantal zal hun DNA zeer moeilijk te traceren zijn in Scandinavië.
Besluit
De twee verhalen zijn varianten van een gelijke geschiedenis waarbij men de hoofdrolspelers in eigen streek plantte. De verhalen zijn legenden en sagen die vooral berusten op mondelinge overleveringen. Het waarheidsgehalte ligt niet in het verhaal zelf, maar in de kapstok die nodig was om het verhaal te schragen. De zaken die hier worden verteld over de heidenen en de Franken zijn door elkander gehaald waarbij niet direct duidelijk is wat past bij de heidenen (wikingen) of bij de Franken.
De naam Gelmel is Oud-Germaans en niet-christelijk en past bij beide groepen. In de verhalen gebruikte men de naam voor een heiden die zich na een tijd aanpaste door zich te kerstenen.
Breda heeft met de naam ‘Brunesheim’ een nederzettingstoponiem beet van de Franken. De mensen van Gelmel behoorden tot de heidense generaties van ‘voor en tijdens’ de kerstening. Ook de toponiemen met hof en hoven kunnen we zien als een nederzettingstoponiem. Denk aan het toponiem Ginhoven. Een hof evolueerde van een omheinde ruimte tot de gebouwen die in die ruimte stonden.
Gelmel en zijn volk moeten eerst gewoon rietbewoners zijn geweest die langs de rivieren woonden en via hun schepen ook leefden van handel, wat maakte dat ze dikwijls weg waren van hun thuis. Bij de start van de conflicten verweerden de heidenen zich door onder andere allerlei schansen met wallen en grachten te bouwen, dikwijls in een halve cirkelvorm aan een rivier of in een ringvorm op een strategische plaats. Ik zie die vestingen dus wel als wijkplaatsen voor de plaatselijke bevolking maar niet om zich te beschermen tegen wikingaanvallen, maar als bescherming tegen de Frankische kolonisten. Het is ook de reden waardoor veel van die vestingen uit ongeveer dezelfde tijd stammen en dat sommige structuren maar een korte tijd werden gebruikt.
Mag ik dan veronderstellen dat hoe groter het aantal ringwallen was, hoe meer heidenen daar woonden en hoe meer er diende te worden verdedigd. Voor de Scheldevallei kunnen onder andere volgende plaatsen zo’n verdedigingsplaats zijn geweest: Oost-Souburg, Oostburg, Middelburg, Domburg, Burgh, Kloetinge, Maasland, Naaldwijk, Rijnsburg, Velserburg, Oudburg, Leiden. Voor Vlaanderen kunnen volgende plaatsen meetellen: Sint-Omaars, Broekburg, Sint-Winoksbergen, Diksmuide, Gistel, Veurne, Alveringem, Oostkerke, Oudenburg, Gent, Oostburg, Antwerpen, Maasmechelen, Leuven, Kortrijk. Waar in zo’n ring geen artefacten zijn teruggevonden, wijst aan dat de Frankische verovering daar onverhoeds snel is gebeurd[15].
De Franken veroverden die vestingen ook zo vlug als mogelijk. Die ringwallen werden door de Franken bezet en daarin kwamen al heel vlug versterkingen die de geschiedenis kent als ‘castella recens facta’. Iedere bezette wal was een politiek statement. Dit systeem werd bij voorbeeld heel duidelijk gestimuleerd door de graven van Vlaanderen. Het wijthof kan daar een voorbeeld van zijn, een Frankische kolonie op een heidens wij-heiligdom.
Pater Ladislas had een heel interessante ontdekking met zijn ruis-toponiemen. Ik denk daarbij direct aan de rus die langs de littus Ruthenicum woonden en verdreven werden naar het noorden. Ruis of rus betekende in die context letterlijk rietbewoners of moerasbewoners[16]. Het land van Gelmel grensde aan de pagus Renensium, het land van Rien of Ryen, al gekend vanaf de vijfde eeuw en behorend tot de Scheldevallei. Ook Rien betekent letterlijk het land van riet. Meer[17] of Meir aan de Mark bij Hoogstraten betekent ook moeras en waterrijk gebied.
De denen of heidenen moesten wijken (wikingen) voor de nieuwe machthebbers en waren dezelfde soort mensen die (later) ook als vijandige piraten, noordmannen of Hunnen werden bestempeld. De wreedheid van die heidenen kwam alleen uit de mond van de vijanden en was een mooi voorbeeld van politiek ‘fake news’ want wanneer iemand overliep naar de christelijke groep werd hij direct ‘een goed mens’ en bleven verdere conflicten uit.
Het volk langs weerszijden van Het Kanaal was een gesplitst volk met eenzelfde gelijkaardige oorsprong en geschiedenis. De taal was maar in details verschillend. Dat de vorsten hun zonen en dochters aan elkaar uithuwelijkten was dan ook normaal. Het Scandinavische noorden zal er pas later zijn bijgekomen toen al veel denen in het noorden aan de macht waren gekomen en belangrijk waren geworden en vanaf dan Denen, Noren en Zweden werden genoemd. De denen van vroeger werden zo stilletjes vergeten.
Uiteindelijk moet men de geschiedenis van Gelmel niet zien als een verzinsel. Het is een waarschijnlijk en zeker geen alleenstaand geval van mondelinge overleveringen waar de vertellers details door elkaar haalden om een spannend verhaal te bekomen. Die verhalen bevatten wel degelijk historische feiten of gebeurtenissen. Het is aan ons om beide zaken te scheiden voor zover dat mogelijk is.
|
|
|
|
Gelmel 1937
|
|
[1] |
https://inventaris.onroerenderfgoed.be/erfgoedobjecten/46453 december 2022 |
[2] |
Van der Hoeven G, Geschiedenis der vesting Breda, 1868 Breda p. 120 |
[3] |
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/13536 december 2022 |
[4] |
Vorsel werd later gesplitst in drie heerlijkheden: Hoogstraten, Wortel en Rijkevorsel. |
[5] |
Erfgoed Hoogstraten – Nieuwsbrief augustus 2009, p. 16 |
[6] |
Volgens Wikipedia bij Groot-Gelmen. |
[7] |
https://nl.wikipedia.org/wiki/Sage_van_Gelmel december 2022 |
[8] |
Pater Ladislas Segers, alias Vossenberg (1890-1961) was missionaris in Canada maar ook een Zondereigense heemkundige en schrijver. Hij was ervan overtuigd dat de oorsprong van Zondereigen op de Vossenberg lag, de versterkte burcht van Gelmel en eerste heer van Zondereigen. Hij probeerde de plaatselijke geschiedenis te bestuderen aan de hand van oude toponiemen en volksverhalen. In een brief van pater Ladislas aan priester Fons Van Beek op 13.4.1954 lezen we:
- Het land van Gelmel met schans op Vossenberg en kasteel op Wijthof. Het Kruis (tussen Ginhoven en Brugske) had me al dikwijls geïntrigeerd. Op een oude kaart vond ik dat het Ruis is en het Vossenschoor was de Ruissense schoorbrug.
- In zijn heldendicht Gelmellied beschreef hij de Vossenberg als een castrale motte. Bij de burcht van Gelmelland hoorde ook de naam Wijthof. Een akker in de buurt van de Vossenberg heet nog Wijthof (Withof). Het Vorsterschoor is een brug over het Merkske.
|
[9] |
Frankische alōd: al-eigen goed (rijkdom) in moderner Nederlands meestal vertaald als ‘Eigen’ zoals in Eigenbrakel en Eigenbilzen. |
[10] |
Van Wirskaante. Tijdschrift heemkundige kring Amalia van Solms 2009 nr 1. p. 37 |
[11] |
BN De Stem (dagblad editie Breda) 17 augustus 2010 p. 26. De Ravenbanier tijdschrift jaargang 12 nr 1 pp.17-20 https://www.sintjorisgildewortel.be/ontstaan/beschermheren/de-legende-van-gelmel/ december 2022 |
[12] |
Dat kan pantser en bescherming of gewoon bruin(harig) betekenen. Ook voor een beer werd het woord bruin gebruikt. Dan moet men eerder denken aan iemand die zo sterk en moedig was als een beer. |
[13] |
Op https://bredanassaustad.nl/monumenten/vestingwerken-1531-2/ december 2022.
16de eeuwse kaart via Jochems Janus, Denen nestelden in Breda. Tijdschrift SEMafoor 2003 jaargang 4,2 pp.38-39 |
[14] |
Radio 2, Anneke Hermans vr 30 jul 2021 om 08:36 |
[15] |
En waar ze zich vestigden zijn ook zulke structuren herkenbaar. |
[16] |
Zie mijn artikels op https://independent.academia.edu/LucVanbrabant Nederlands: Van russen aan de Littus Ruthenicum tot Russen in Rusland. English: From the rus on the littus Ruthenicum to the Russian people. |
[17] |
Op het gehucht Hoogeind werden nederzettingssporen uit de vijfde tot tiende eeuw gevonden. In 1948 werd een grafheuvel ontdekt met Merovingische crematiegraven. Ook Meerle in de buurt wijst op een bosrijke, moerassige streek. |
[18] |
Kempisch Congres, VIe Kempisch congres, Hoogstraten, drukkerij Altiora 1937 p. 7 |