Enige vragen over dateren met ijs

Ad Maas, 04 aug. 2023

Jona Lendering schreef onlangs een blog over dateren via ijsonderzoek. In 3 meter lange boorkernen uit Groenland moeten de jaarlijkse ijslaagjes herkend kunnen worden. De methode vergelijkt hij met dendrochronologisch onderzoek. Ik heb enkele vragen in verband met deze blog.

Eind jaren 80 van de vorige eeuw werd volgens onderzoek van ijslaagjes geopperd dat sporen gevonden werden van een enorme vulkaanuitbarsting in 1614 v. Chr, namelijk van de vulkaan Thera. Jona komt met twee correcties: de uitbarsting vond 10 jaar eerder plaats (dus vermoedelijk in 1604 v.Chr) en het kan niet de vulkaan Thera geweest zijn.

Ga ik ervan uit dat de boringen circa 1990  afgerond konden worden, dan moeten in de 3 meter lange boorkern dus om en nabij 3600 ijslaagjes gevonden zijn. Is zo’n ijslaagje 1 mm dun dan passen die niet in een 3 meter lange boorkern. Ze zijn dunner. Ik geloof in de geldigheid van dit onderzoek maar de betrouwbaarheid meen ik te mogen betwijfelen.

   
 
Satellietbeeld van Santorini. De vulkaan Thera,
die het centrale deel van het eiland vormde, zakte in zee

Een ander punt is hoe we weten dat er circa 1600 v.Chr. een zware vulkaanuitbraak was en hoe we weten dat het wel of niet Thera was; volgens mij komen deze constateringen uit een andere bron dan uit het ijsonderzoek. Welke bron en wat voor bron?

De Groenlandse boorkernen zouden verder kunnen aangeven dat de hoeveelheid zware metalen in de atmosfeer afnam in de derde eeuw n.Chr. en dat zou een gevolg kunnen zijn van het einde van de metaalwinning in Han-China en het Romeinse rijk. In Zwitserland waar geboord werd nabij de Matterhorn, werden geen aanwijzingen hiervoor gevonden, wel – beweert Jona – ‘voor een afname in de tijd van de zwarte dood’. Wanneer? Bronnen?

En dan is er nog een kwestie met Beryllium in de atmosfeer, een aanwijzing voor zonneactiviteit. Die zou volgens bepaalde ijslaagjes in de vierde eeuw n. Chr. snel toegenomen zijn, en in de zesde eeuw weer af. De afname liep volgens Jona parallel met drie enorme vulkaanuitbarstingen: in 536, 540 en 547 die de tijd van het West-Romeinse Rijk abrupt beëindigden.

Nog enkele meer algemene opmerkingen: dendrochronologische datering wordt veelal gezien als een objectieve vorm van dateren: tijdmeting en jarentelling; Jona heeft daar wel vertrouwen in, hoewel hij de daden van Caesar bij voorkeur dateert via een rekenmethode op basis van de conventionele (katholieke) chronologie. De dendrochronologie berust natuurlijk op empirisch onderzoek (nu ongeveer een eeuw) maar is toch voor een aanzienlijk deel statistiek en dus ‘model’. Of en hoeverre is dat ook het geval in het onderzoek op basis van ijsplaatjes?

Ik wil hier wijzen op een heel bijzondere bevinding van de Zweedse archeologen / dendrochronologen Petra Ossowski Lassom en Lars-Äke Larsson. Op grond van hun eigen boomringenonderzoek van Scandinavische bomen (eik en den)  maar ook dat van anderen, dat de Romeinse tijd 218 jaren later gedateerd moet worden. Die periode wordt in Europa een paar eeuwen te vroeg gedateerd. Je kunt ook zeggen dat de periode vanaf keizer Augustus tot heden 2 eeuwen te veel telt. En dat deze eeuwen ingevuld zijn met ‘historische’ informatie. Dit doet denken aan de chronologiehypothese van Heribert Illig. Ik heb geen reactie kunnen vinden van andere dendrochronologen. Een interessant karwei voor Esther Jansma. Het onderzoek van de Larssons is te vinden op internet.

Het duo Larssons is nu ook toegetreden tot de groep van de chronologiekritici. In dit geval wordt hun onderzoek waarschijnlijk in het openbaar geboycot door hun professionele collega’s. De opvattingen van E. Velikovski, Nikolay Morozow, Anatoly Fomenko en Heribert Illig zijn indertijd wel stevig bestreden door historici (niet zozeer door archeologen), maar daarna is een brede verzwijgcultuur ontstaan. En dat hebben minder bekende onderzoekers van tijd en historiciteit van de laatste 23 eeuwen gemerkt: het werk van bijvoorbeeld Franz Krojer, Uwe Topper, Gunnar Heinsohn, Hans Erdman-Korth werd genegeerd. Een suggestie mijnerzijds is om het werk van deze en andere chronologiekritici te analyseren op een wijze waarbij iemands gelijk niet aan de orde komt, een beschrijving zonder beoordeling derhalve. Daardoor kunnen hun bijdragen op een ander niveau ter discussie komen.

 

 

              Reactie geven op artikel