Cas van Houtert: geschied-schrijver

Ad Maas, 26 mei 2023

Cas van Houtert publiceerde 5 dikke boeken over de geschiedenis van de Middeleeuwen in Europa. Hier komen ze:

  • Middeleeuwers tussen hoop en vrees, 2015
  • Het weergaloze bestaan van keizer Frederik II 1194-1250, 2016
  • De kerk waakt in de slaapkamer – Liefde in de Middeleeuwen, 2019
  • Dichters leiden de dans –Liefde in de Middeleeuwen, 2020
  • Onder God en boven de mensen. De keizers van het Heilige Roomse Rijk, 2022


 

Een indrukwekkende prestatie van Cas en van zijn uitgever (IJzer te Utrecht). Omdat er nogal wat publiciteit is geweest over zijn boeken beperk ik me hier tot Onder God en boven de mensen. In de publiciteit vaak dezelfde bevindingen: een rasverteller, sterke stijl van schrijven, grondig gedocumenteerd. Van Houtert documenteerde zich altijd met de duurzaam en internationaal positief gewaardeerde publicaties, uiteraard ook met speurtochten op internet, en zijn ervaringen die hij optekende tijdens zijn lange historische tochten door Europa. Lucas van Houtert met zijn trouwe partner reed naar heel wat plaatsen waar niemand naar toe ging vanuit onze Lage Landen, een gewoonte die wij met hem gemeen hadden.

 

Albert Delahaye

Ik begin met iets opmerkelijks: een passage uit De kerk waakt in de slaapkamer – Liefde in de Middeleeuwen, een boek uit 2019:

Willibrordus was geboren in Northumberland waar zijn vader hem als jongetje in een klooster plaatste omdat hij voor zichzelf een leven als kluizenaar zag weggelegd. Het jongetje bleek een bolleboos die goed kon studeren en al op jeugdige leeftijd tot priester werd gewijd. In 690 stak hij aan het hoofd van elf of twaalf gezellen over naar Francia, meer bepaald het land van de Friezen (Frisones), waar hij, vermoedelijk in Gravelines voet aan land zette. Omdat hij niet bepaald met open armen ontvangen werd, zocht en vond hij bescherming bij Pepijn van Herstal, die toen nog hofmeier was maar wel al alle macht in handen had. In die streek, in het stadje Tournehem, bouwde hij ook zijn eerste kerk, een kathedraal nota bene, want paus Sergius I had hem inmiddels, vooruitlopend op ontwikkelingen die zich naar hij hoopte zouden voltrekken, tot aartsbisschop van de Friezen benoemd. Om de daarbij passende wijding te ondergaan en tevens de pauselijke zegen over zijn werk te ontvangen, maakte hij in 695 de lange, gevaarlijke reis naar Rome. Weer terug op zijn uitvalsbasis, woonde en werkte hij enige tijd samen met een nieuweling aan het front, de uit Devonshire overgekomen Bonifacius. Twee echte mannen die een ijzersterk gestel en een soort geestelijke oerkracht gemeen hadden. Willibrordus, die vier-en-veertig lange jaren voornamelijk in het huidige België en noordwest Frankrijk actief was, zou nog een tweede maal naar Rome reizen, mogelijk om goedkeuring te krijgen voor de stichting van zijn abdij in Echternach. Zij zou, dankzij schenkingen onder meer uit Friesland, Denemarken en Thüringen lange tijd tot de rijkste en machtigste van Europa behoren. Daar stierf hij, minstens tachtig jaar oud, op 7 november 739. Zijn stoffelijke resten zijn in een kostbaar schrijn in de crypte van de abdijkerk ondergebracht.

Bij deze passage hoort wel enige toelichting over Cas zelf. Hij overleed op 17 april 2022 in zijn woonplaats Bergeijk. Cas van Houtert was oud-hoofdredacteur van het Eindhovens Dagblad. In 1973 won deze ‘geboren verteller’ de prijs van de Nederlandse Dagbladjournalistiek. Een van zijn vele opmerkelijke artikelen was er al vroeg in zijn loopbaan. Op 6 februari 1965 publiceerde hij een paginagroot artikel in het Eindhovens Dagblad met als kop Albert Delahaye ondermijnt eeuwenoude illusies, met als ondertitel: Willibrordus, Bonifatius en Karel de Grote zijn nooit in Nederland geweest. Hetzelfde artikel werd ook in het Brabants Dagblad opgenomen.

Het geheel was een goede weergave van wat Albert Delahaye vanuit zijn praatstoel ordelijk naar voren bracht. De aandacht was sterk gericht op Nijmegen - Noviomagus, zowel in de Karolingische als in de Romeinse tijd. In beide gevallen werd Nijmegen verward met Noyon, volgens Delahaye. Hij ontkende niet de vele Romeinse vondsten in Nijmegen maar Nijmegen was niet het Noviomagus van de Peutingerkaart.

Het artikel van Cas was geschreven in een beleefde stijl, duidelijk met de bedoeling om iemand aan het woord te laten. Delahaye kreeg alle kans om zijn theorie uit de doeken te doen. Uiteraard werd ook stilgestaan bij de Willibrordus-traditie in Brabant. Het artikel van Cas straalde intense belangstelling voor geschiedenis uit. Cas publiceerde, zoals vermeld, vijf geschiedschrijvingen over de Middeleeuwen. Zijn boeken overtuigden mij van de visie dat wij teveel dreigen uit te gaan van een nationalistisch referentiekader: we kijken te eng. De heersers vanaf Pepijn de Korte en Karel de Grote, de Karolingische en Ottoonse keizers en de latere Duitse keizers brachten veel tijd door in Italië, vooral ook Frederik II.

Verteller Cas documenteerde zich grondig. Dan kwam het moment dat hij ’s nachts de vulpen pakte en strak en ordelijk aan het vertellen sloeg. Hij had een sterk concept in zijn hoofd. Toch was hij geen zekerheidszoeker die graag veilig publiceerde. Je kon met hem voluit aan de gang met alternatieve zienswijzen. Cas was geabonneerd op SEMafoor en bezocht het laatste SEM-symposium waar hij uitgesproken enthousiast over was. Enkele maanden voor zijn overlijden hadden we afgesproken dat we bij ons thuis nog eens grondig het werk van Albert Delahaye zouden bespreken. Hij voelde wel aan dat ik de tijd gekomen achtte om afstand te nemen van diens visie op Nederland in het Eerste Millennium. Het kwam er niet meer van.

Als ik bij hem op bezoek was praatten we ook over journalistiek. Hij schreef een boek over de geschiedenis van het Eindhovens Dagblad en dat leidde tot heel wat  herinneringen aan regionale en lokale controverses. En natuurlijk ook over hoe het ging met het boek dat toen in wording was Bergeijk:550 jaar stad zonder muren (2019). We hadden afgesproken om bij mij thuis een plank vol literatuur over Karel de Grote door te nemen op mogelijkheden voor een historische roman. Ik heb geprobeerd om er iets van waar te maken, in hoofdstuk 14 (over Aken) in een nog te publiceren boek over 16 fascinerende steden in het Eerste Millennium. Laat Cas achteraf gezien meer mijn visie ondersteunen dan ik verwachtte in zijn laatste boek Onder God en boven de mensen. De keizers van het heilige Roomse Rijk (2022).

Zondige seks of bezit en geld

Nog even een tussenstap wat betreft het boek De kerk waakt in de slaapkamer – Liefde in de Middeleeuwen uit 2019.  Het standpunt en beleid van de Katholieke Kerk over seksualiteit wordt vaak in de sfeer van achterlijkheid getrokken. Een misinterpretatie. Als het erop aankwam maakte de Kerk zich doorgaans alleen maar druk over seksuele ‘wantoestanden’ als die de Kerk politiek gezien goed uitkwamen. De Kerk kon eigenlijk best leven met zondige mensen die zich begaven in situaties die bevrediging van lusten en driften beloofden. Er was toch het sacrament van de biecht dat vergiffenis kon bewerken, zij het via boetes die gerealiseerd moesten worden. Dat gold ook voor leden van de ‘geestelijke’ stand. Dat waren nu eenmaal ook mensen van vlees en bloed, door het gedrag van de slang en Eva ook wel geneigd tot het ‘kwade’. Maar de Kerk lette wel secuur op (mogelijke) seksuele verhoudingen die tot onwenselijke veranderingen in macht, bezit en geld konden leiden. Zowel keizers als pausen hielden niet van schoonzonen met pretenties in deze richting. En de Kerk proclameerde met verve het celibaat omdat daardoor kerkelijk bezit niet geërfd en verdeeld kon raken. Dat een prelaat een vriendin had, was geen probleem, kon het wel worden maar het gevaar van een echtelijke verbinding moest middels een bondig functioneringsgesprek effectief bestreden worden. Ik nader nu wel de stijl van Cas. Tot besluit van deze uitstap nog een afrondend citaat (12/13):

“De bemoeienis van de Kerk nam vooral in de decennia vóór en na het met schrik en beven tegemoetgeziene jaar duizend - het jaar waarin de wereld in rampen en chaos ten onder zou gaan - bizarre vormen aan. In die periode ging het kerkelijk gezag echtparen te lijf met lange lijsten van dagen en perioden waarin seksueel verkeer ten strengste verboden was. Het ging om meer dan tweehonderd dagen per jaar. De kerkelijke instanties bemoeiden zich niet alleen met de frequentie van het seksuele verkeer maar ook met de manier waarop het in de praktijk moest worden gebracht. De rol van de vrouw werd daarbij tot een minimum beperkt. Zij moest het proces ‘koel als marmer’ ondergaan en moest ertegen waken haar man op welke manier dan ook te stimuleren. In zijn totaliteit was het pakket geboden en verboden zo fnuikend dat wetenschappers in latere tijden verbaasd constateerden dat alleen de ongehoorzaamheid van de gelovigen de Kerk voor een uitsterven had behoed. Gelukkig was het leven sterker gebleken dan de leer”

De kroon op het werk van Cas van Houtert

Zo kom ik bij zijn laatste boek Onder God en boven de mensen. De keizers van het Heilige Roomse Rijk uit, 2022. De basis van dit rijk was de verhouding tussen Duitse koningen /keizers en de paus. Het rijk moet ontstaan zijn in de Karolingische periode en eindigde in 1806 in de tijd van de Habsburgers. Het Duitse koning- en keizerschap was niet erfelijk (zie hiervoor) en vereiste zalving en kroning door de paus. Het Rijk omvatte het Duitstalige gebied en vanaf 1033 ook Bourgondië en Italië.

Constantijn de Grote en zijn visioen

Cas Van Houtert belicht de keizers vanaf Constantijn de Grote, die een Christelijke keizer wordt genoemd tot en met de weergaloze keizer Frederik II (1194-1250) en Otto IV,  en zo wordt de lezer ruim 900 jaar meegevoerd in de perioden van Romeinen, Karolingers, Ottonen, Saliërs en de Hohenstaufers. Continu roerige tijden net als altijd en anno nu.  Ik moet me intomen tot de meest opvallende zaken.

In de lange tekst over Constantijn de Grote gaat Cas niet in zee met de momenteel populaire interpretatie dat het visioen van Constantijn (dat zijn hegemonie inluidde) gezien moet worden als het meteorologische verschijnsel van het zogenaamde Halo-effect[1]. Maar Lucas van Houtert houdt het op een droom van Constantijn, een droom waarin hij zag dat een kleine verandering in zijn embleem van Apollo voldoende was om een nieuwe beschermer te introduceren, namelijk een verticale lus in het embleem van de zon. Daardoor ontstond de letter P, verstrengeld met de letter X, twee tekens die de CHI en de RHO symboliseerden, tekens van de naam van Christus. Constantijn vond het opportuun om de schilden van de militairen aan te passen. De overwinning op Maxentius kwam zo al een stuk dichterbij. Constantijn nam de tijd om zich te bekeren. Cas van Houtert hecht kennelijk meer waarde aan bepaalde panegyrici (lofredes) dan aan wat ontleend kan worden aan Eusebius, de bisschop van Caesarea (de stad van de keizer).

Op zoek naar Aquisgrana

Dit is wel een uiterst spannend hoofdstuk, zeker ook voor SEMafoor-lezers. Lag Aquisgrana in het gebied dat we nu Aken noemen, of is de theorie van Giovanni Carnevale een serieus alternatief.  Merkwaardig hoofdstuk. Cas veegt de vloer aan met de realiteit van vroegmiddeleeuws Aken. De locatie biedt geen archeologische steun voor een Karel de Grote-palts. Drijfzand, stelt de auteur. Hij lijkt het Italiaanse alternatief, strijdvaardig verkondigd in het Engels, Frans en Duits door Elisabeth de Moreau d´Andoy aannemelijk te vinden. En ook dat Frederik Barbarossa de Italiaanse Karel-historie naar Aken transporteerde en Karel meteen ook heilig liet verklaren. De kern van de merkwaardigheid is dat Cas van Houtert zeer afwijzend reageert op Heribert Illig, terwijl Illig onder meer van dezelfde archeologische leegheid uitgaat als hijzelf. Wie echt publicaties van Illig leest ziet dat hij zijn stellingnames goed documenteert, maar dat betekent niet dat je daardoor overtuigd raakt van de eventuele aannemelijkheid van zijn theses betreffende een fantoomtijd. Ik neem het standpunt in dat je over elke inhoudelijk relevante theorie of hypothese moet publiceren en dat ‘wij’ moeten bewijzen wat er niet klopt.

Over de visie van Carnevale en dus van Elisabeth, een visie die wel voldoende archeologisch bevestiging lijkt te hebben, noteert Cas: “Ook in Nederland hebben haar opvattingen medestanders gewonden, onder andere in de gelederen van de Studiekring Eerste Millennium”. In onze kring zijn de betreffende opvattingen naar voren gebracht daar Matthieu Snijders en Willem de Ridder. Matthieu vertaalde het boek Charlemage, la contre-histoire van Elisabth (SEMafoor 20.4) en Willem schreef een brochure over Van Möseghem naar Aquis in Fancia (= gebied in Italië).  Zie SEMafoor 22.2.  Ik meldde Elisabeth dat we met haar werk bezig waren, maar de vermelding viel verkeerd. Ik kreeg stevige brieven van advocaten. Ze was klaarblijkelijk bang dat we de vertaling zouden uitgeven. Via de Italiaanse VVV spoorde ik haar contactmogelijkheden op, ik belde haar, en de kwestie was spoedig afgedaan: een vertaling puur voor persoonlijk gebruik van enkele SEM-betrokkenen, dat kon. Maar een uitgave van de vertelling van Matthieu is nog steeds mogelijk, al zal Elisabeth zeker een honorarium eisen, om diverse redenen niet zo eenvoudig.

De laatste der Ottonen

Het hoofdstuk De laatste der Ottonen eindigt ‘natuurlijk’ met keizer Otto III (983-1002), zoon van Otto II en Theofanu, maar ook komt keizer  Hendrik II (1002-1024) al aan de orde. In andere hoofdtukken wordt veel aandacht besteed aan Hendrik IV (1056-1105). Vanwege het grote verschil in beleid, houding en optreden is het interessant ze in deze paragraaf te vergelijken. Maar eerst nog even terug naar Otto III, aan wiens geestesgesteldheid heel wat beschouwingen zijn gewijd[2].

Otto III

De meest indrukwekkende tekst in het laatste boek van Cas van Houtert is het hoofdstuk De keizer die de laatste had willen zijn. In tamelijk kort bestek zeer rake typeringen van Otto III en van Gerbert van Aurillac. Otto in zijn uitzonderlijke intellectuele begaafdheid, zijn hoge culturele ontwikkeling, zijn materiële rijkdom, maar ook zijn weerzinwekkende wreedheid, en daar tegenover extreme godsdienstigheid, boetvaardigheid en zelfkwelling. En dan Gerbert, door Otto een tijdlang aan zijn hof verbonden na diverse functies succesvol uitgeoefend te hebben, ook een wijze diplomaat, een wetenschappelijke homo universalis (die in Spanje de Arabische wetenschappen bestudeerde) en ook nog uitvinder en verbeteraar van allerlei technische instrumenten.

   
Gerbert van Aurillac (946 -1003); Paus Sylvester II 999-1003
   

Otto III was zeker doordrongen  van de naderende eindtijd die concreet verwacht werd in en na het jaar 1000. Speelde Otto met Gerbert – paus Sylvester II en met de Byzantijnse keizer Basileios II (die vooral steunde op de chronologische inzichten van Keizer Constantijn VII Porphyrogenetus (909-959) een rol in het vaststellen en bekrachtigen van de Latijnse jarentelling in relatie tot de Griekse. Ik vat even samen wat we weten van de jarentelling; daarbij laat ik alles weg wat te maken heeft met de jaarkalender.

De Grieken hanteerden de Attische jarentelling die gebaeerd was op de Olympiades, namelijk: het nummer van de Olypiade, eerste – tweede – derde jaar na genoemde Olympiade, en zo voort. Vaak wordt een Olympiade gedateerd in een jaar v. Chr. en n. Chr. Dit is dus een latere inschatting en invulling. Deze jarentelling was onafhankelijk van heersers die achtereenvolgens de macht hadden. Keizer Justinianus (482-565) verbood deze wijze van jarentelling in 529 n. Chr. Na de 327e  Olympiade dus na 1304 jaren. We komen dan in het jaar 528 terecht en dat klopt. Justinianus zal ook degene zijn die de Olypiaden liet omzetten naar de chronologie van Christelijke jarentelling. De vraag naar de historische bronnen van de Olympiades en hun datering is natuurlijk relevant.

De Christelijke jarentelling sluit aan bij de Latijnse. De historicus Orosius construeerde cica 400 n. Chr. de jarentelling ab urbe condita en die werd ook toen enige tijd gebruikt. Maar deze telling werd verdrongen door de Paastabel van Dionysius Exiguus (525). Beda Venerabilis gebruikte diens telling voor het eerste. De Kerk deed dat in de 10e eeuw met een pauselijk docoment (967) en in en de daarop volgende eeuw voor alle ducumenten. We onderkennen dus drie tellingen:

  • van het begin van Rome (volgens Orosius) tot Julius Caesar (46 v. Chr.), de Romeinse telling;
  • van Julius Caesar (46 v.Chr) tot 1582: de Juliaanse telling;
  • van 1582 tot heden: de Gregoriaanse telling.

 

Uiteraard zijn er pogingen gedaan om een nieuwe start van de jarentelling in te voeren: Diocletianus, de Franse / Napolititaanse revolutie, de Nationaal-socialistische waanzin bijvoorbeeld, maar deze verdrongen niet de Juliaanse en Gegoriaanse tellingen. Chronologiekritici spanden zich wel in om aan te tonen dat de Juliaanse en Gregoriaanse tellingen niet zouden kloppen, maar dat leidde niet tot initiatieven een andere telling in te voeren. Een geschiedschrijving van deze chronologiekritici lijkt mij wenselijk en interessant.

 

Ik ga toch nog even in op een thema dat in SEMafoor nogal wat aandacht heeft gekregen: de jarentelling en het kalenderprobleem van de 10 dagen die in en vanaf 1582 werd werden overslagen. De 10 dagen staan voor blokken van 128 jaren. Elke 128 jaar werd in de Juliaanse telling 1 dag teveel geteld. In 1582 werd dus  een ‘fout’van 1280 jaren hersteld. Je komt dan ongeveer uit bij het concilie van Nicea. Maar van dat concilie is niet bekend dat een ingreep in de telling van de jaren behandeld is. Als op dit punt Nicea toch niet onaannemelijk is (maar het gaat wel om een vermoeden), dan moeten in de periode 46 v. Chr – 325 n. Chr. 3 of 4 dagen niet geteld zijn. En misschien wist Nicea dat. 

Hendrik II en Hendrik IV

Over Otto III zijn al veel beschouwingen geschreven waarin geprobeerd wordt zijn geestesgesteldheid te begrijpen. Hij werd namelijk tegelijk gezien als een genie en als een psychopaat.  De teksten van Cas van Houtert hierover zijn m.i. van uitzonderlijke klasse, en dat geldt ook voor de hoofdstukken over Hendrik II en Henrik IV. Ik neem deze keizers bij elkaar vanwege het verschil in relatie tot de paus.

Hendrik II (1002-1024) was aanvankelijk niet zo’n brave Hendrik, maar geleidelijk aan ontstond er een constructieve verhouding met de paus, een samenwerkingsverband kun je wel zeggen. Hendrik zat liever in het koele noorden dan in Rome dat nogal eens geteisterd werd door malaria. Hendrik wilde natuurlijk een nieuwe opvolger van Karel de Grote zijn. Om dat te benadrukken wilde hij dat Bamberg de plaats van Aken zou innemen. Deze situatie brengt Cas treffend onder woorden. Veel laaglandse historici hebben nog nooit gehoord van Bamberg.

In deze stad liet Hendrik grootse bouwwerken aanleggen. In 1020 kreeg hij in Bamberg onverwacht bezoek van paus Benedictus VIII. Hendrik was hier zo vereerd mee dat hij een eigen versie van de Donatio Constantini / Pepini liet opstellen. De paus kreeg daardoor een veel groter gebied onder zijn beheer. Hun samenwerking leidde eind 1021 vanuit Ravenna tot een gezamenlijk militair optreden tegen steden die deze Donatio niet accepteerden. Ze werden verslagen en het pauselijke-keizerlijk leger nam zoveel gijzelaars gevangen dat deze steden alleen nog maar aan wraak konden denken, meer niet.

Hoe anders ging het eraan toe met de Saliër Hendrik IV (1056-1105). Hij stond onder invloed van de voornamelijk feest vierende aartsbisschop Adalbert van Hamburg. Hendrik was daardoor al omstreden. In Mecklenburg waren er opstanden tegen het koninklijk gezag en tegen het opleggen van het Christendom. De vijandigheid tegen Hendrik nam zodanig toe dat hij zich terug moest trekken met een klein leger in de Harzburg nabij Goslar. Daar moest hij na korte tijd toch op de vlucht en zich na een zwerftocht zien te redden in Worms, de stad van de Saliërs. Op weg naar Canossa kondigde zich al aan.

„Seien Sie außer Sorge, nach Canossa gehen wir nicht – weder körperlich noch geistig. “ – So sprach Reichskanzler Otto von Bismarck 1872 im Deutschen Reichstag. Bismarck spielte damit auf den berühmten Bußgang Heinrichs IV. nach Canossa zu Papst Gregor VII. Na allerlei verwikkelingen werd de monnik Hildbrand in 1073 als paus Gregorius VII uitgeroepen. Een van de vele felicitaties kwam van Hendrik IV. Een daar zou hij veel spijt van krijgen. De nieuwe paus kwam met een schokkend document Dictatus Papae, de titel zei al veel. Gregorius had de geschiedenis van de Kerk grondig bestudeerd en kwam met 26 stellingen. Een paus was onfeilbaar en kritiek op het beleid van de paus  was abject en zondig. Voor Hendrik betekende de nieuwe benadering een

Umwerting aller Werten.

Gregorius haalde alles uit kast van zijn beleid en programma. Hij wist Hendrik totaal te isoleren. De paus deed tegenstanders onmiddellijk in de ban en verbood gelovigen van hun diensten gebruik te maken. Hendrik organiseerde in 1076 nog een Concilie (?) van Worms; hij probeerde met medewerking van bisschop Willem van Utrecht de paus te excommuniceren. Tevergeefs. In de extreme koude winter van 1077 trok Hendrik over Alpen om in het kasteel van Mathilde van Toscane een ontmoeting te hebben met Gregorius. Die nam de tijd om de poort te openen. Het hoofdstuk eindigt aldus: Gregorius opende de poort van de burcht en vervolgens zijn hart, hielp de koning, die zich aan zijn voeten had geworpen, overeind, omhelsde hem en gaf hem de vredeskus. In de kapel van de burcht vierden zij vervolgens broederlijk de mis. Desondanks werd Hendrik afgezet door zijn zoon Hendrik V.

De weergaloze Frederik II

Het boek Onder God en boven de mensen nodigt uit tot vele uitweidingen, maar ook deze persoonlijke bespreking moet begrensd worden. Een uitweiding verdient natuurlijk Frederik Barbarossa die in 1265 organiseerde dat Karel de Grote heilig verklaard werd. Ik heb al veel jaren een bestand voor een meer filosofisch boek Het Onmogelijke. De stunt van Barbarossa kan er nog wel bij. Ik kies toch tot besluit de keizer aan wie van Cas van Houtert al een omvangrijke studie wijdde: Het weergaloze bestaan van keizer Frederik II 1194-1250 uit 2016.

Frederik moest allereerst afrekenen met tegenkandidaat Otto IV; dat lukte, zeker ook omdat Frederik een volwaardiger inzicht had in menselijke verhoudingen. Hij studeerde en ging graag met mensen in gesprek in discussie. Zo verdeelde hij een geschenk van 20.000 zilveren Franken onder Duitse vorsten, onder het motto: “Door te geven wordt een koning niet armer, maar juist rijker”. Hij doordacht ook de verhouding van het staatshoofd met de vorsten en zette zijn visie uiteen in een stuk dat ´Goldbulle von Eger´ genoemd werd. Frederik bleek de Duitse vorsten een hoge mate van zelfstandigheid te gunnen. Ik moest denken aan het bekende adagium: Controle (beheren, beheersen) is goed maar vertrouwen is beter. Een visie die ook teleurstellingen met zich mee kan brengen. Frederik werd drie keer gekozen als koning. In 1215 voor de derde keer, toen conform alle beschikbare regalia en door de traditie aangereikte ceremonieën, aldus Cas. Frederik werd gezalfd en gekroond op de stenen troon van Karel in Aken. De pas gereed gekomen met goud beklede schrijn (met de stoffelijke resten van Karl) mocht Frederik met vergulde spijkers dicht timmeren. Frederik eiste echter wel dat eerst zijn beeltenis op de schrijn werd bevestigd. Veel kans dat Frederik er het zijne van dacht.

Hij kondigde aan dat hij een kruistocht naar het Heilige Land zou ondernemen.
Inderdaad Frederik Stupor Mundi: de man die de wereld versteld deed staan. Frederik werd ook nog koning van Jeruzalem, maar Frederiks weergaloosheid begon paus Gregorius steeds meer dwars te zitten. Hij erkende in 1230 nog wel dat Frederik gekroond was als koning van Jeruzalem. In de jaren daarna (tot 1231) voltooide Frederik de eindversie van een totale Europese wetgeving (drie delen en 220 hoofdstukken) over alle facetten van het leven: “Een weergaloos werk dat in de Europese geschiedenis nauwelijks zijn weerga kende”, schrijft Cas.

       
   
Goldbulle von Eger (Chebb): afschrift
   

Ondanks zijn positieve zienswijze op menselijk verhoudingen werd de verhouding van Frederik met Gregorius IX alsmaar haatdragender.  De paus wilde in 1241 in Rome een concilie houden om Frederik totaal te beroven van zijn verdiensten, maar Gregorius overleed in dat jaar. Na veel gedoe werd zijn opvolger graaf Sinibaldi Fieschi, die natuurlijk in allerijl tot priester en bisschop gewijd moest worden, maar waarschijnlijk kon dat kerkrechterlijk wel in één keer. Sinibaldi kwam spoedig met een nogal lompe herhaling van Dictatus Papae van Gregorius VII.

   
   
Cas van Houtert

Frederik reageerde zijn teleurstelling extreem af. Zijn tegenstanders werd uiterst wreed onder handen genomen. De paus stuurde huurmoordenaars op hem af, maar Frederik zag het zinloze van een verdere strijd in. Toen hij het einde van zijn leven op aarde voelde naderen ontdeed hij zich van zijn keizerlijke dracht en hulde hij zich in de witte pij van de Cisterciëncers. Hij overleed op 13 december 1250. De rouwstoet richting Palermo was ongekend lang en diep verdrietig. “Wellicht omdat zij beseften dat zij niet alleen de laatste grote keizer maar ook de droom van het Heilige Roomse Rijk ten grave moesten dragen”, is de laatste zin van Cas van Houtert.

Besluit

Geschiedschrijving is een kunde en een kunst. Ze wordt wat meer kunst in het geval van historische romans, dramatiseringen en films.  Hoe dichter tegen de bronnen en historisch-archeologische onderzoek aan des temeer kans op kundigheid. Het werk van Cas van Houtert zie ik als een zeer begaafde kundigheid. In de stijl van deze kundigheid passen natuurlijk wel spitse en literaire formuleringen. De boeken van Cas zijn dik, prima gedocumenteerd, en toch zeer onderhoudend.

 
[1] Een corona in de meteorologie is een atmosferisch optisch verschijnsel in de vorm van een of meerdere gekleurde kransen van licht rondom de zon of maan. Het effect ontstaat door de diffractie van het licht door kleine waterdruppels of ijskristallen van een wolk. Het centrale gedeelte van de corona, ook aureool genoemd, bevindt zich als een diffuse gloed direct rondom de lichtbron (in tegenstelling tot de halo, die een ring op geruime afstand van de lichtbron vormt en scherper is afgegrensd) en is bleekblauw van tint met een verkleuring naar roodbruin aan de rand. Vaak is de aureool het enige zichtbare gedeelte van de corona; in gunstige omstandigheden (d.w.z. als de wolkdeeltjes zeer gelijkmatig van grootte zijn) kunnen zich daarbuiten nog een of meerdere parelmoerkleurige kransen bevinden.
[2] Menno ter Braak en Otto III, in: Studiekring Eerst Millennum, Karolingers en Ottonen, Breda 2014
              Reactie geven op artikel



Gast #4D85
29 May
reactie op Ad Maas

Goed en zeer interessant verhaal.

Helaas is er het slot weggevallen in de laatste regel van het hoofdstukje "Hendrik II en Hendrik IV". 

En jammer dat mijn voornaam verkeerd is weergegeven: het is niet Martien maar Mathieu Snijders.

Kun je dat s.v.p. nog wijzigen?

Mathieu Snijders

Eindhoven


              Reageer              
SEMafoor Redactie 20 Jan
reactie op Gast #4D85

Excuses voor de late reactie... De naam werd gewijzigd!. Wat bedoel je met 'tekst is afgebroeken'?


              Reageer