Kortzichtigheid in de Limes-discussie

Ad Maas, 24 feb. 2023

Om te beginnen zou ik graag een onderscheid willen maken tussen twee concepten van historisch onderzoek. Je kunt onderzoeken vanuit een bepaalde voorondersteling (geloof, overtuiging, wens) en dan ben je doorgaans uit op bevestiging. Die je vrij gauw kunt krijgen want van alles blijkt bruikbaar (vooral namen van plaatsen en rivieren). Een ander concept is erop gericht om zo veel mogelijk (redelijk acceptabele) vaststellingen uit alle relevante mogelijkheden van onderzoek bijeen te brengen. Dat onderzoek is gericht op de vraag of je uit kunt gaan van een bepaalde hypothese.

Figuur 1: Monding van de IJzer

Ik voel me thuis bij het tweede concept. In de loop van de jaren is het aantal onderzoekers van het eerste concept afgenomen, er komt nu eenmaal een einde aan ieders (werkbare) leven. Momenteel zijn op dat vlak nog actueel Albert Delahaye-Guido Delahaye, Yeb Boersma en Kurt Wayenberg. Iemand die de overgang binnen concept 2 overtuigend heeft afgelegd is bijvoorbeeld Joep Rozemeyer, vooral met zijn recente wetenschappelijke publicatie Op zoek naar Romeinse wegen in Nederland en België (2022).

Nu zullen er ongetwijfeld lezers zijn die erop wijzen dat ik met mijn rapportages over een chronologieprobleem in het eerste millennium toch ook in de sfeer van concept 1 zit; ze wijzen een goed punt aan. Maar ik licht graag even toe wat mijn veronderstelling op het terrein van dit thema inhoudt. Ik heb het niet over een stelling die inmiddels 50-70 jaar oud is en in feite alsmaar in essenties herhaald werd (de visie van Albert Delahaye), maar om nieuwe actuele publicaties. We moeten m.i. niet beginnen aan boycot van (tamelijk) recente publicaties, die ook nog door bepaalde groepen professionele onderzoekers in bepaalde mate onderschreven worden. Hierover rapporteren is dus juist, evenals mijn stelling dat tot nu toe niet bewezen is dat een chronologiesprong onmogelijk is in het eerste millennium. De twijfel zit in het ontbreken van overtuigende archeologische vondsten en de datering van aan de Karolingische periode gekoppelde bronnen. Maar inderdaad…, er kan een tijd komen dat we deze hypothese moeten parkeren in het domein van merkwaardige (morosofe) historische opvattingen die in elk geval ook dan in historische opzicht interessant blijven. Nu naar de Limes.

Of we kunnen aantonen dat een weg of waterweg een Limes is geweest, hebben we een goede definitie nodig van Limes en een integraal onderzoek vanuit alle relevante invalshoeken. Het is een weldadigheid om te lezen hoe Mischa Meier het verschijnsel Limes/Grens benadert in zijn Geschichte der Völkerwanderung. Europa, Asien und Afrika vom 3. bis 8. Jahrhundert n. Chr., München 2022 zevende druk[1]. Hij stelt dat juist rivieren in de Romeinse tijd afhankelijk van de omstandigheden een militaire verdedigingsgrens kunnen zijn, ook een militair bewakingstraject in verband met transport, en vaak een overgangsgrens die juist tot doel had om betrekkingen te onderhouden met ‘die van de overkant’: het Pax Romana-beleid.

Ontkenners van de Limes

Er zijn auteurs die ontkennen dat de Rijn in Duitsland en Nederland de Limes was. Over de Donau praten ze niet. Ze hanteren daarbij kennelijk denkwijzen die ik als volgt zal samenvatten: ze hebben wat DE Limes betreft gemeenschappelijk een bepaalde uitgangssituatie die militair en/of cultureel van aard is. Natuurlijk hoeft een waterweg-Limes op dat punt niet altijd goed te functioneren. In onze regio zien we dan ook een transportroute Boulogne - Keulen die in bepaalde perioden ook een verdedigingsfunctie had, een tweede Limesmogelijkheid. Daar werd soms een onjuiste interpretatie aan gekoppeld dat het Romeinse tijd noordelijk en oostelijk daarvan weinig of niets voorstelde[2].

Albert Delahaye[3] ontdekte dat Nijmegen-Noviomagus en Noyon-Noviomagus in bronnen m.b.t de Vroege Middeleeuwen nogal eens verwisseld zijn en trok daaruit de ‘conclusie’ dat het aan Nederland toegeschreven Romeinse Rijk van daaruit opnieuw geconstrueerd moest worden en zo werd Germania op grond van een merkwaardige tekst van ‘Tacitus’ in Noordwest-Frankrijk neergelegd. Dat zich vanaf eind 3e eeuw in Gallië een Frankische (Germaanse) taal ontwikkelde, is aantoonbaar, maar de idee dat er in het Romeinse Rijk daar (dus?) een bestuurlijke eenheid Germania was, is onjuist. Als in Wallonië Frans wordt gesproken ligt het daarom nog niet in Frankrijk.

Zoon Guido Delahaye nam de constructie van zijn vader over en verdedigde die in grote lijnen als volgt. Nederlandse historici en archeologen hebben opvattingen die van elkaar afwijken, verschillen zelfs van mening, Romeins Nederlands klopt dus geografisch niet, sterker nog: ze tonen daarmee het gelijk van Albert aan. Dat er op de werkterreinen van historische en archeologisch onderzoek geblunderd is en bedrogen wordt sluit ik natuurlijk niet uit. Maar er is na de blunder van G. Duby geen Franse historicus of archeoloog die de draad van Albert Delahaye serieus heeft genomen. Er werd wel ‘Franse’ nep-informatie geproduceerd. Wat Delahaye gevonden zou hebben in Franse kloosterarchieven is een mythe. Ook vertalingen van zijn werk in het Frans hebben niets opgeleverd.

Yeb Boersma baseert zich zonder commentaar op de constructie van Albert Delahaye en op een zelf bedachte kaart. In zijn meest recente artikel[4] concludeert hij het volgende: volgens zijn op redelijke argumenten gebaseerde interpretatie van middeleeuwse teksten, vonden de invallen van de Noormannen plaats in gebieden langs de kusten van Noordwest-Frankrijk, België en uiterst Zuidwest-Nederland. De Noormannen vernietigden of veroverden in de loop der jaren verschillende plaatsen en/of gebieden langs de Mosa/Leie, de Renus/Schelde en de Vahalis/Schelde-Westerschelde, en ten noorden daarvan het Eiland der Bataven/Walcheren. Zijn werkwijze is het citeren van teksten m.b.t tot de Vroege Middeleeuwen maar deze bij voorbaat van toepassing verklaren op een gewenste regio in de Romeinse periode.

Kurt Wayenberg vindt dat de minder exacte wetenschap van historie en archeologie heel veel ruimte geeft voor twijfel. In de archeologie is de laatste decennia veel natuurwetenschappelijk onderzoek verricht, maar is dat ook geldig?  Omdat je op dit gebied heel veel toch kunt betwijfelen is discussie die tot voldoende instemming leidt eigenlijk bij voorbaat moeilijk haalbaar. Eerst een weergave van zijn visie, daarna analyse. De Nederlandse Rijn is geen cultuurgrens, beweert Wayenberg, en verder:

De Nederlandse Rijn is evenmin een verdedigingsgrens! Historici en archeologen moeten echt eens de Belgische taalgrens wat beter onderzoeken, en bij uitbreiding de taalgrens problematieken van Noord-Frankrijk, over Luxemburg tot Straatsburg. Eeuwenoude cultuurgrenzen, eeuwenoude verdedigingsgrenzen, interessante toponiemen. Zijn Geraardsbergen, gesticht bovenop een Frankische nederzetting Hunnegem met een romaans kerkje toegewijd aan Sint-Amandus en Sint-Vaast. Geraardsbergen werd opgericht toen het graafschap Vlaanderen zijn gebied (Kroon-Vlaanderen) uitbreidde met het ‘Land van Aelst’ dat, als onderdeel van het rijk van Lotharius bij de Duitse Keizer was terecht gekomen. Geraardsbergen werd later ommuurd en werd de nieuwe grens tussen Vlaanderen, Henegouwen (Picardië) en het latere Brabant. Geraardsbergen is door de eeuwen heen een cultuurgrens geweest, een verdedigingsgrens en heeft met Deux-Acren een streek met één van de mooiste toponiemen die je bij een overgang van twee culturen kan wensen. In SEMafoor 19.1 schetste ik ook nog even de schoonheid van twee determinaties door Albert Delahaye de streek rond Leulinghen en de streek tussen Mainvillers en Straatsburg. De ene met een eeuwen oude conflict-geschiedenis tussen de Germaanse cultuur en de Romaanse cultuur, de andere waar zelfs vandaag nog steeds de verschillende Germaanse dialecten en talen overleefd hebben: Luxemburg Frankisch, Mösel Frankisch, Rhein Frankisch, Nieder Allemanisch.

 Ook over de Romeinse wegen in Nederland wordt menig debat gevoerd in SEMafoor. Ikzelf laak dikwijls de oppervlakkigheid waarmee een Nederlandse weg een Romeinse weg genoemd wordt. Vergelijk b.v. met een eenvoudig voorbeeld: de weg van Reims naar Trier. Deze weg, ook al is die weggevallen op de Peutingerkaart, en ook al wordt geen enkele Belgische locatie vernoemd is nochthans perfect traceerbaar als een ongelooflijke rechte weg van Meduanto (Chameleux bij Williers) tot Aarlen. Chameleux bevat ook nog mooie Romeinse resten van de, volgens het informatiebord, afspanning die je vroeger om de 15 km rond romeinse heirbanen. Nog een andere…

Het dorpje Limes, recht op de grens tussen Frankrijk en België. Met een geschiedenis waarbij het dorp al eens door de ene heerlijkheid van een andere heerlijkheid werd veroverd. Als ik de theorie van Albert Delahaye zou durven samenvatten in één hypothese zou ik deze als volgt willen samenvatten: Het oude Germania, bevat het unitair Germaanse cultuurgebied lopende van Noord-Frankrijk, Vlaanderen en natuurlijk ook Nederland en Duitsland. Het is het gebied waar vandaag het Germaans (Nederlands/Duits) nog steeds dominant aanwezig is, dan wel waar de taalrelicten onbetwist aanwezig zijn. Gallia Belgica is de grens streek tussen de Germaanse en de Romaanse cultuur, en kan je best omlijnen als het cultuurgebied waar Picardisch gesproken wordt (zeg maar Belgisch Wallonië tot een flink deel van Noord-Frankrijk richting Parijs). De rest is het Gallia dat we allemaal kennen! Bekijk je verder het wegennet dan is Gallia Belgica ook het laatste gebied waar de uitbouw van het wegennet niet begint te haperen. Daarboven is dat wel zo, en zijn de wegen nauwelijks nog echte Romeinse wegen. Op wat uitzonderingen na. Bekijk je de bouw van kloosters en het christianiseren dan zie je opnieuw dat deze van Gallia naar Germania over Gallia Belgica steeds moeizamer lopen. En de Nederlandse Rijn gebied zou eeuwenlang een grens geweest zijn? Hoe bestaat het dat die hypothese nog niet verworpen is? Die grens lag veel lager.

Kurt Wayenberg stelt de oppervlakkigheid van de Nederlandse archeologen en historici stellig aan de orde, maar toch beperkt voor: er is namelijk mondiaal gezien geen enkele archeoloog of historicus die stelt dat de Rijn niet een grensrivier was van het Romeinse Rijk, ook geen enkele Vlaamse. Dat wordt dan oppervlakkigheid op zeer brede schaal.

Een andere punt is zijn stelling dat Romeinse wegen kaarsrecht moeten zijn, dus kunnen wegen langs rivieren niet van Romeinse makelij zijn. Rivieren plegen te kronkelen. Weg dus met de gedachte van de Limes langs de Rijn en Donau. Het gedachtengoed van Meier komt hier wel van pas. Maar in tal van gevallen bleken en blijken rivieren en beken nu juist wel als objectieve afgrenzing te functioneren. Ad absurdum: Romeinse wegen liggen langs kanalen die er niet zijn.

Dan komt Wayenberg met diverse historische situaties van ver na de Romeinse tijd en deze Vroegmiddeleeuwse informatie is dan kennelijk relevant voor de situaties in het Romeinse Rijk dat vanaf de 4e eeuw door Franken overgenomen werd. Dat het Christendom zich sterk vanuit het zuiden (Rome) noordwaarts bewoog, al of niet via Ierse missionarissen, is natuurlijk waar, maar zegt niets over de Limes. De missionering betrof trouwens ook het bestrijden van het Arianisme.

De taalgrens en de identiteit van streken

 

Wayenberg stelt ook de identiteit van streken vast: in Gallia Belgica is de grensstreek volgens hem gelegen tussen de Germaanse en de Romaanse cultuur, en die kan je het best omlijnen als het cultuurgebied waar Picardisch gesproken werd en wordt (zeg maar ‘Belgisch Wallonië tot een flink deel van Noord-Frankrijk richting Parijs’), mijns inziens een te starre visie op cultuur in elke streek. Dat ‘oude Germania’ als begrensd gebied in Gallia is een fictie. De geschiedenis van de taalgrens is veel genuanceerder en dynamischer4.

De route van Boonen (Boulogne) naar Keulen was natuurlijk nodig als bewaking van transport en als tweede militaire grens. Dat wordt in vrijwel alle literatuur erkend. Ironisch genoeg niet door Albert Delahaye want die legde Keulen in zijn posthuum uitgebrachte boek over de Peutingerkaart in Avesnes-sur-Helpe. Puur theoretisch zou je kennen bedenken dat de Rijn tot Keulen een Limes was, maar dat vanaf Keulen de Limes over land liep, namelijk het traject naar Boulogne. Dan was je af van het Nederlandse moeras, dat echter pas na 3 eeuwen bewijsbare Romeinse aanwezigheid mogelijkerwijs te veel wateroverlast kreeg.

Een taalgrens Romaans – Germaans is een dynamische kwestie. Gysseling behandelt twee germaniseringsgolven die vanuit het Noorden kwamen. Het is m.i. onjuist om een gebied waar Germaans gesproken werd en wordt te zien als Germania, een bestuurlijke benaming.

   
   
Figuur 1: Het Gezicht van Nijmegen

In 2007 nam ik afstand van Delahaye’s Dorestad- interpretatie. De minst twijfelachtige was volgens mij toch Dorestad, tevoren Levefanum (?). Er is geen sterker alternatief. Nu is het volgens mij tijd om te erkennen dat onder meer de volgende opvattingen achterhaald zijn:

  1. De Rhenus is de Schelde
  2. Laag Nederland stond eeuwen onder water
  3. Nijmegen-Noviomagus staat niet op Peutingerkaart

 

Militaire begrenzingen van het Romeinse rijk waren Rijn en Donau, uiteraard rivieren met een Limes-functie1. De Germaanse limes in Nederland is realistisch maar verdient desondanks inderdaad kritische benaderingen.


[1] Prof. Dr. Mischa Meier Geschichte der Völkerwandering. Europa, Asien und Afrika vom 3. bis 8. Jahrhundert n. Chr., München 2022 zevende druk: 1531 bladzijden; de literatuuropgave telt 100 dichtbedrukte pagina’s
[2] Kurt Wayenberg, De Nederlandse Rijn is nooit een grens (Limes) geweest, SEMafoor 22.3
[3] Ad Maas, De visie van Albert Delahaye op de Romeinse tijd. Een heroïsche
 misconstructie op basis van een meeslepend zelfbedrog
, 2022: het manuscript is
 gratis verkrijgbaar op aanvraag: admaas@bureaupubliciteit.nl
[4] Yeb Boersma, Dorestad en Noviomagus in het Vlaamse kustgebied? SEMafoor, digitale publicatie 11-06-22
              Reactie geven op artikel