Heracles aan de Rijn

Ruud van Veen, 13 nov. 2022

De betrekkelijk geringe kennis die we hebben van de topografie en de infrastructuur van het Romeinse rijk danken we in belangrijke mate aan het bestaan van de Peutinger-kaart, die echter behalve het nu en dan beantwoorden van een vraag vrijwel altijd nieuwe vragen opwerpt. Wat dat betreft lijkt het bestuderen van de kaart wel een beetje op natuurwetenschappelijk onderzoek, want tengevolge daarvan ontstaan niet zelden ook meer vragen dan antwoorden. Bij natuurwetenschappelijk onderzoek heeft men echter een hulp die bij het onderzoek van de kaart ontbreekt, namelijk het feit dat natuurwetten grenzen stellen aan de mogelijkheden. Bij het onderzoek van de kaart zijn er ook wel grenzen, maar de meeste daarvan zijn in de loop der tijd door de onderzoekers zelf bedacht; in de regel zonder de geldigheid ervan afdoende te verantwoorden. Het komt bijvoorbeeld wel voor dat men bodemvonsten niet aan een halte op de Peutinger-kaart wil toeschrijven omdat iemand heeft bedacht dat alléén vondsten van militaire aard daartoe voldoende aanleiding geven.

Ook is niet elke onderzoeker zich ervan bewust dat er op de kaart onderscheid gemaakt moet worden tussen informatie die door metingen (van afstanden) is verkregen en versieringen die weliswaar soms min of meer betrekking lijken te hebben op het afgebeelde stuk van de wereld, maar die te onnauwkeurig zijn om bij een routebeschrijving toegepast te kunnen worden. In die zin bestaat de Peutinger-kaart eigenlijk uit twee ‘kaarten’ die over elkaar heengelegd zijn: een achtergrondkaart die wat betreft practische bruikbaarheid wel overeenkomst vertoont met een middeleeuwse ‘mappa mundi’ en daarbovenop het serieus bedoelde netwerk van reisroutes. De achtergrond met de zeeën, rivieren, meren, gebergten, landstreken en volken is te onnauwkeurig om als aanvullende topografische informatie gebruikt te kunnen worden. De werkelijk voor ons bruikbare kaart is de over die achtergrond heengelegde tekening van het routenetwerk, bestaande uit rode lijnen waarop haltes zijn aangegeven met behulp zigzagjes of  tekeningetjes van gebouwen. Haltes worden in ieder geval altijd aangegeven met een naam, ook als er zigzagjes ontbreken of te veel zijn. Door de achtergrondkaart te laten voor wat die is – versiering –  vervallen direct al allerlei zelf opgelegde problemen, zoals tobben over de vraag waarom een plaats aan de verkeerde kant van een rivier ligt. Het antwoord op die vraag is simpel: de rivier en de plaats behoren tot twee verschillende ‘kaarten’, waarvan alleen die met het netwerk voor ons bruikbaar is.

Wel een reëel probleem is het feit dat de netwerkkaart allerlei fouten bevat die er waarschijnlijk grotendeels ingeslopen zijn bij kopiëerwerk. Want aan veel van die fouten is ook werkelijk te zien dat het kopiëerfouten zijn. Vooral bij de afstanden komt dat nogal eens voor. Ze zijn in belangrijke mate te wijten aan het onnozele systeem waarmee de Romeinen hun getallen noteerden. Omdat die getallen meestal geheel uit rechte en schuine streepjes bestaan, zullen ze bij de kopiist regelmatig tot verwarring geleid hebben. Maar ook de rode lijnen zijn niet altijd foutloos. Soms ontbreken ze, maar dan geven vrijzwevende plaatsnamen en afstanden vaak wel aan wat de bedoeling was. Moeilijker zijn de gelukkig zeldzame gevallen waarin één van de uiteinden van zo’n lijn op een verkeerde plaats in het netwerk is aangesloten. De namen van de haltes zijn een verhaal apart. Bij het identificeren van de plaatsen moet in ieder geval rekening gehouden worden met de afstanden tot andere plaatsen. Als een naam op de kaart veel lijkt op een moderne plaatsnaam in de buurt van de betreffende route, dan is het oppassen geblazen. De schijnbare gelijkenis is niet altijd een garantie dat werkelijk dezelfde plaats bedoeld is.

Samenvattend kan gezegd worden dat de Peutinger-kaart vergeleken kan worden met een spel waarbij sommige deelnemers naar believen nieuwe regels verzinnen. Ook Richard Talbert[1], die als een autoriteit op het gebied van de Romeinse reisroutes wordt gezien, verdrinkt ten slotte in de speculaties en gooit de handdoek in de ring met de verklaring dat de Peutinger-kaart een kunstwerk was waarmee de keizerlijke werkkamer opgesierd moest worden[2]. Wil men het document gebruiken voor het uitbreiden van onze geschiedkundige kennis, dan zal men er van uit moeten gaan dat alléén de rode lijnen en de haltes met hun onderlinge afstanden daar aan kunnen bijdragen.

De titel boven dit verhaal belooft dat er iets verteld gaat worden over de ligging van Castra Herculis, maar dat is er tot hier nog niet van gekomen. En dat lijkt vreemd, want op de Peutinger-kaart is de plaats duidelijk aangegeven. Op het nagetekende fragment hieronder bevindt Castra Herculis zich links boven de plaats Nouiomagi (Nijmegen), op een afstand van 8 mijlen daarvan.

     
  
Cast

Het betreft hier Gallische mijlen van 2½ km., dus de afstand tussen beide plaatsen bedraagt 20 kilometer. Het grootste probleem van de Peutinger-kaart is het feit dat ze ‘kaart’ wordt  genoemd, waardoor mensen gaan denken dat ze net zoiets is als een kaart in een atlas. Maar de Peutinger-kaart heeft daarmee geen enkele overeenkomst. Want ze kent geen oriëntatie en geen schaal. Korte routes op de kaart kunnen in werkelijkheid lang zijn en omgekeerd; de meeste routes lijken min of meer oost-west te verlopen maar in werkelijkheid kunnen het ook routes in een noord-zuid richting zijn. Dat Castra Herculis hier links van Nouiomagi en ook iets hoger is getekend wil niet zeggen dat ze ten noordwesten van Nijmegen gezocht moet worden. Het enige dat de Peutinger-kaart hier mededeelt is dat de afstand naar Castra Herculis 20 kilometer bedraagt. Let ook op de plaats Carvone (linksboven) want die gaat een belangrijke rol spelen.

Noot van de redactie:

Ruud van Veen geeft in zijn Gallië Gids de volgende verklaring voor de problematische ligging van Castra Herculis (https://vanveen.semafoor.info/inhoud/routprHeKl.html). Hij plaatste toen al, de ligging van Castra Herculis in Herwen-De-Bijland)

De Peutinger-kaart, het Routeboek van Antoninus en het werk van de Kosmograaf van Ravenna noemen alle drie de route van Xanten langs de Rijn naar de Noordzee. Alleen op de Peutinger-kaart lijkt die route over Nijmegen te lopen. [...] Vermoedelijk heeft de tekenaar of kopiist van de kaart uit ruimtegebrek een lijn weggelaten. Als hij de situatie correct had willen weergeven, dan had hij de naam Nouiomagi niet meer kwijt gekund.

Op de bijgaande tekening is links de situatie weergegeven zoals die op de kaart staat, en rechts de situatie zoals die waarschijnlijk in werkelijkheid was. Castra Herculis en Arenatio lagen slechts vier mijl van elkaar vandaan en voor een bezoek aan Noviomagus moest men veertien mijl (35 km!) omlopen. Waar Castra-Herculis precies lag is niet bekend. Hier is aangenomen dat het in de nabije omgeving van het eilandje in De Bijland lag (zie Herwen-De-Bijland bij de knooppunten).

 

     
  
Voorgestelde correctie van de Peutingerkaart nabij Castra Herculis
  

Gelukkig weten we over Castra Herculis wel iets meer. In de vierde eeuw schreef  een Griekse leraar met de naam Livánios (Libanius) een grafrede voor keizer Julianus[3]. In die rede noemde hij de wederopbouw van de stad Heraclea aan de Rijn[4]. Er hebben meerdere steden met de naam Heraclea bestaan, maar langs de Rijn is er maar één toponiem dat met die naam in verband gebracht zou kunnen worden en dat is Castra Herculis. Uit deze ene melding valt natuurlijk niets met zekerheid te concluderen, maar Ammianus Marcellinus, die in diezelfde tijd leefde, deed een soortgelijke mededeling over de stad Castra Herculis. Volgens hem werden er zelfs zeven steden langs de Rijn herbouwd: Castra Herculis, Quadriburgium, Tricensima, Novesium, Bonna, Antennacum en Vingo. In een voetnoot bij een Italiaanse vertaling[5] van het werk van Ammianus wordt Castra Herculis een “niet nader geïdentificeerde sterkte aan de Benedenrijn[6]” genoemd en de overige zes plaatsen zijn volgens de vertaler Schenkenschans, Kellen, Neuss, Bonn, Andernach en Bingen. Een Engelse vertaling[7] noemt Castra Herculis gewoon “het kamp van Hercules” en de overige plaatsen Quadiburgium, Kellen, Nuys, Bonn, Andernach en Bingen. Zowel de Engelse als de Italiaanse vertaler lijken zich met Castra Herculis niet goed raad te weten en dat geldt eigenlijk voor alle oudheidkundigen. Maar de geldigheid van de veronderstelling dat Libanius het over Castra Herculis had lijkt dus door Ammianus Marcellinus bevestigd te worden. En merk op dat beide auteurs over een stad spreken.   

Lezers die in de vijftiger en zestiger jaren van de vorige eeuw op school kennis maakten met Caesars verslag van zijn verovering van Gallia (58 – 52 v.Chr.) zullen dat vreemd vinden, want daarin wordt (als ik goed geteld heb, inclusief Hirtius, 118 keer) met het woord ‘castra’ een tijdelijk legerkamp aangeduid: een veld met provisorische versterkingen en mobiele onderkomens (tenten) voor de legionairs. Woordenboeken vertalen ‘castra’ nooit met ‘stad’, al maken ze wel onderscheid tussen kampen zonder meer (voor kort gebruik, door de oudheidkundige ‘marskampen’ genoemd) en kampen voor langer gebruik (zomerkampen, winterkampen). Maar een tijdelijk legerkamp, of dat nu dagen of maanden dienst moest doen, werd niet in een routeboek of op een getekend itinerarium (Peutinger-kaart) vermeld. De plaatsnamen op zulke documenten die vergezeld worden door het woordje ‘castra’ hebben tevens of wellicht zelfs primair gediend als overnachtingsplaats voor koeriers, pelgrims, boeren en burgers met handelswaar, want de Peutinger-kaart is geen militaire kaart. Resten van militaire kampen worden meestal niet aan de Romeinse reisroutes gevonden, maar op enige afstand daarvan. Wellicht moeten we aannemen dat de plaatsen met een castra-naam garnizoensplaatsen waren, dus normale woonplaatsen met een kazerne. In dictionnaires en in de naslagwerken die men vademecum, encyclopedisch woordenboek of lexicon noemt heb ik over een speciale betekenis van dit soort plaatsnamen niets kunnen te vinden. 

Het is natuurlijk mogelijk dat de betekenis van het woord ‘castra’ in de loop der tijd veranderd is, maar Vegetius[8], die ongeveer een half millennium ná Caesar over het Romeinse leger schreef, bedoelt duidelijk hetzelfde soort kampen als de veroveraar van Gallia. Bij geen van de 19 vermeldingen van een castra krijgt men het gevoel dat Vegetius het over een stad heeft. Maar dat toch de ene castra de andere niet is blijkt wel uit de opgegraven resten van gewone Romeinse legerkampen. In de Gallia-gids[9] wordt 120 keer de vondst van overblijfselen van zo’n kamp vermeld, maar in de Itineraria Romana van Willem Bruijnestein[10] komt slechts een twintigtal plaatsen voor die ‘castra’ werden genoemd. Dat wil zeggen: niet ruim twintig in Gallia, maar in het hele Romeinse rijk! Dat getal is natuurlijk vooral zo klein doordat er slechts een héél klein beetje van de toenmalige wegen in de reisgidsen is terechtgekomen, maar het maakt wel duidelijk dat Castra Herculis meer moet zijn geweest zijn dan een verzameling legertenten. Ze was waarschijnlijk een belangrijke grensplaats met een kazerne.

In SEMafoor is al enige keren geconstateerd dat men zich in de loop der tijd sufgezocht heeft naar Castra Herculis. Hieronder is ze te vinden op een fragment van een kaart uit de Bosatlas van de geschiedenis van Nederland[11].

Castra Herculis in de Bosatlas van de geschiedenis van Nederland

Castra Herculis zou bij Meinerswijk gelegen hebben. Nu zijn er bij Meinerswijk inderdaad resten van een Romeinse militaire post gevonden, maar niets dat een plekje op de Peutinger-kaart rechtvaardigt. Het was een castellum waarbij geen resten van een stad of dorp gevonden zijn. Het was dus een puur militaire versterking en geen halteplaats voor reizigers. Ook voor de middeleeuwse geschiedenis is Meinerswijk belangrijker gemaakt dan het was, want het werd niet, zoals men algemeen aanneemt, in 847 door Noormannen bezocht. De vicus Meginhardi uit de Annales Xantenses kan namelijk niet Meinerswijk geweest zijn[12]. Er is op het kaartje hierboven geknoeid met de door de Peutinger-kaart verstrekte informatie, want die wijst na Arenatio (Arenacum) in de richting van de Noordzeekust als eerste Castra Herculis aan en daarna Carvone (Carvo, Carvium). In de Bosatlas zijn Castra Herculis en Carvium omgewisseld. Maar de geleerden moeten zich hier wel in bochten wringen, want ze hebben (niet voor de eerste keer) een spelregel verzonnen die er voor zorgt dat Castra Herculis niet gevonden kan worden. Bij archeologisch onderzoek in de Bijlandse Waard in 1938 is namelijk het volgende gebeurd:

“In 1938 is een bijzondere vondst gedaan in De Bijland. Bij de aanleg van de recreatieplas werd een grafsteen gevonden. Deze steen dateert uit de eerste helft van de eerste eeuw na Christus, nog in het begin van de Romeinse heerschappij in onze streken.”[13]   

Hier werdt een rampzalige fout gemaakt, want er is weliswaar een steen gevonden, maar het is beslist geen grafsteen. De steen gedenkt legionair Marcus Mallius die in Carvium nabij een dam (moles) werd begraven[14]. Een eventuele grafsteen moet dus bij Carvium gezocht worden (Carvone, Carvo, volgens de Peutinger-kaart 21 mijl of meer dan 50 kilometer vanaf ‘Nouiomagi’ gelegen) en niet hier in de Bijlandse Waard. Maar in plaats van vervolgens naar Carvium te zoeken heeft men aangenomen dat Castra Herculis en Carvium op de Peutinger-kaart verwisseld zijn[15]. Waardoor de plaats waar men de steen gevonden heeft met Carvium lijkt samen te vallen. We zouden dan de enige grafsteen ter wereld hebben die zelf zijn locatie vermeldt. Door over de naam van Castra Herculis die van Carvium te plakken is Castra Herculis zelf onvindbaar geworden. En dat hebben de erfgenamen van Marcus die deze gedenksteen (cenotaaf)  lieten maken nu juist willen voorkomen door op op de cenotaaf  (in Castra Herculis) te vermelden dat het graf zich in Carvium bevond. Hadden ze Carvium niet genoemd, dan zouden passanten gedacht hebben dat de cenotaaf een grafsteen was en dat Marcus hier in de Bijlandse Waard lag. In werkelijkheid vermelden grafstenen nooit waar ze zelf staan of liggen. Makers van grafstenen gaan er van uit dat de bezoeker van een graf wel weet waar hij is.

Afgaande op de afstand naar Nijmegen moet Castra Herculis toegewezen worden aan het Romeinse materiaal dat in of nabij Herwen-de-Bijland is gevonden. Niet in het huidige Herwen, want de natuur heeft er voor gezorgd dat het dorp minstens één maal en waarschijnlijk vaker verplaatst moest worden vanwege de zich hier in de loop der tijd steeds verleggende beddingen van Rijn en Waal. En ten behoeve van de scheepvaart hebben de mensen aan dat verleggen vaak hard meegewerkt. Namen als Pannerdens Kanaal en Bijlands Kanaal geven al aan dat de rivieren hier niet overal natuurlijke beddingen hebben. De waterstaatkundige problemen in deze omgeving hebben in de loop der tijd veel inspanningen en geld gekost, maar we hebben daar wel Rijkswaterstaat aan te danken[16]

  
Castra Herculis = Herwen-de-Bijland?
  

Helaas is er bijna geen route op de Peutinger-kaart te begrijpen zonder daarbij één of meer aannamen te doen. De aanname dat Carvium gelijkgesteld mag worden aan Carvone  op de Peutinger-kaart is hier één van die spelregels die onjuist zou kunnen zijn. Twijfel ontstaat al door het feit dat de afstand van Castra Herculis naar Carvo(ne) op de Peutinger-kaart 13 mijl bedraagt, want de volgende plaats langs de Rijn die vanwege het aldaar opgegraven Romeinse materiaal in aanmerking komt is Driel, en dat ligt op ongeveer 12 mijl van de Bijland. Het is echter nog niet mogelijk om de begin- en eindpunten van de Romeinse weg tussen  Castra Herculis in De Bijland en het graf van Marcus bij Driel precies aan te wijzen. Wel lijken de inwoners van Driel aan deze oplossing hebben willen bijdragen door op het kaartje hiernaast in het centrum van hun dorp de naam ‘Marskamp’ te neer te zetten[17] en direct boven de naam ‘Driel’ een gebouw (?) dat ‘De Dam’ heet[18]. Maar dat is vast niet de dam waarbij het lichaam van Marcus Mallius bijna twee millennia geleden in de aarde is gelegd. Het is moeilijk voorstelbaar dat de naam “De Dam” op het kaartje hiernaast vanaf de Romeinse tijd is overgeleverd. Waarom Marcus bij een dam bij Driel lag en zijn makkers in De Bijland een cenotaaf lieten maken zal wel altijd een vraag blijven.

Als men bij het onderzoek van de Peutinger-kaart minder vreemde regels had bedacht en de kaart meer voor zich had laten spreken dan was de verbazing ook minder groot geweest toen in juni 2022 bij Herwen-Hemeling[19] de resten werden opgegraven van een tempel die vooral was gewijd aan Hercules-Magusanus[20]. Daar lig mogelijk de basis voor de naam Castra-Herculis (Heraclea). Waarschijnlijk zullen er in de toekomst rond Herwen nog meer sporen van de Romeinse aanwezigheid uit de grond komen. Zowel Libanius als Ammianus Marcellinus vertellen ons dat de daar gelegen stad in de vierde eeuw herbouwd werd, dus die sporen zullen dan wel uit verschillende perioden afkomstig zijn. En ten gevolge van  de voortdurende verandering van de rivierbeddingen mogelijk ook nogal verspreid liggen.   

 
[1] https://en.wikipedia.org/wiki/Richard_Talbert
[2] Rome’s World: The Peutinger Map Reconsidered, https://bmcr.brynmawr.edu/2012/2012.04.14/ zie ook SEMafoor 16.3 augustus 2015 p.44
[3] http://www.poesialatina.it/_ns/Greek/testi/Libanius/Orationes_1-64.html ΕΠΙΤΑΦΙΟΣ ΕΠΙ ΙΟΥΛΙΑΝΩΙ (87)
[4] https://www.tertullian.org/fathers/libanius_monody.htm (149)
[5] Ammiano Marcellino (2007): Le Storie. A cura di Antonio Selem. Utet Libreria p.310/311
[6] p.310 noot 1: Fortezza sul basso Reno non meglio identificata
[7] https://lexundria.com/amm/14.1/y 18.2,4
[8] Vegetius (eind 4e eeuw): Het Romeinse leger. Handboek voor de generaal, vertaald door Fik Meijer. http://thelatinlibrary.com/vegetius.html
[9] http://vanveen.semafoor.info
[10] Dr. W. Bruijnesteijn van Coppenraet: De Romeinse Reisgidsen / Itineraria Romana.
[11] De Bosatlas van de geschiedenis van Nederland. Noordhoff atlasproducties Groningen 2011, p.49.
[12] https://semafoor.info/nl/ArchiveDocument/Document?Dir=SEM_PDF&File=SEM_16_3#page=9
[13] www.limeswerelderfgoed.nl/locaties/2490902739/grafsteen-marcus-mallius
[14] https://www.rafelroutes.nl/ontdekking/gedenksteen-marcus-mallius/
[15] In de Cosmographia van de anonymus van Ravenna komen soms werkelijk verwisselingen van plaatsnamen voor
[16] Ven, Dr.G.P. van de (1976): Aan de wieg van Rijkswaterstaat; wordingsgeschiedenis van het Pannerdens Kanaal.
[17] Fragment van de Grote Historische topografische Atlas Gelderland 1:25.000. Kaart 490 (Oosterbeek).
[18] Op de gemeentekaart van Heteren uit 1866 staan onder ‘Driel’ (heel klein) de namen ‘Den Dam’ en ‘Baars-kamp’
[19] https://nl.wikipedia.org/wiki/Herwen-Hemeling
[20] https://www.rmo.nl/blog/het-romeinse-heiligdom-herwen-hemeling/
              Reactie geven op artikel