Traiecto: Oversteek bij Woerden?

Ruud van Veen, 24 jul. 2022

De Linschotenstroom

Lezers van SEM-publicaties zijn wel vertrouwd met het verschijnsel dat er bij het interpreteren van aardrijkskundige namen grote meningsverschillen kunnen ontstaan. De Linschotenstroom, waarover in SEMafoor 17.2 een artikeltje te vinden is[1], wordt in een reactie op het forum Nifterlaca[2] opgevat als een verbinding tussen Montfoort en Woerden, terwijl er eigenlijk een verbinding tussen Tiel en Woerden mee bedoeld is. Hier wordt de nog steeds bestaande Linschoten (eigenlijk zijn er twee: de Korte- en de Lange Linschoten) verward met een water dat al lang niet meer bestaat en dat van zijn ontdekker de naam Linschotenstroom kreeg om verwarring met de Linschoten(s) te voorkomen. Maar het lijkt er op dat die naam de verwarring juist heeft veroorzaakt. Het kanaal dat in onze dagen vanuit Montfoort richting Woerden loopt is in de 17e eeuw gegraven en heet ook niet Linschoten maar Montfoortse Vaart. Die vervangt de vaarweg tussen Montfoort en Linschoten die na 1285 verloren ging (zie hierna). De Montfoortse Vaart heeft dus ook niets te maken met de waterstaatkundige toestand van ons land in de Romeinse tijd.

Traiecto: Oversteek van de Lindschotenstroom

Het water dat Teunis Vink in 1926 ‘de Linschotenstroom’ noemde[3] is al lang geleden door moeder natuur en door toedoen van de mens verdwenen of in delen van andere wateren opgegaan, zoals de Linge, de Zoel, de Lek, de Hollandse IJssel, de Korte Linschoten en de Kromwijker Wetering. Meestal kunnen er aan de helaas soms destructieve bijdragen van de mens geen persoonsnamen gekoppeld worden, maar in dit geval kan van een bekende Nederlander uit de middeleeuwen gezegd worden dat hij een belangrijke steen heeft bijgedragen. In 1285 liet de Hollandse graaf Floris V de Hollandse IJssel bij Hoppenesse (Klaphek) afsluiten. Leuk voor de boeren die daardoor veel wateroverlast kwijtraakten en niet leuk voor de handelaren die zo een transportweg verloren. De maatregel zal meerdere vertakkingen van de Rijn beïnvloed hebben. Maar de Kromwijker Wetering wijst ons de weg naar een plaats die in het Itinerarium Antonini ‘Traiecto’ wordt genoemd. Wandelt u in Woerden aan de zuidzijde van de Oude Rijn in westelijke richting, dan wordt u op een gegeven moment tegengehouden door de wetering. Vandaar zult u over de Kromwijkerkade naar het zuiden verder moeten om bij de Prinsenlaan in westelijke richting de brug te nemen en daarna over de Boerendijk weer terug te keren naar de Rijn. In de tijd van de Romeinse bezetting waren de Prinsenlaan en de brug er nog niet en moest men bij de uitmonding van de wetering in de Rijn met een boot naar de overkant. Daarom wordt die plek in het Itinerarium Antonini ‘Traiecto’ genoemd. Dat was geen plaatsnaam, maar een oversteek. Alleen in de routegids van Antoninus worden oversteken vermeld, en dan nog maar sporadisch. De rivieren in het Romeinse Rijk zullen ongetwijfeld talloze oversteken gekend hebben, maar op de Peutinger-kaart zult u ze niet vinden. Onder de titel ‘De Oversteek’ is er in SEMafoor 17.2 een artikeltje over het verschijnsel te vinden[4], waardoor u ook gaat begrijpen waarom met ‘Traiecto’ niet Utrecht bedoeld geweest kan zijn. Er zal op de route van Kleve naar Katwijk aan Zee ongetwijfeld ook een oversteek zijn geweest bij de splitsing van de Waal en de Neder-Rijn, maar die heeft voor zover wij weten, geen schriftelijke vermelding gehaald.

Terug naar de Linschoten. Er wordt wel beweerd dat de Linschotenstroom al vóór onze jaartelling aan het droogvallen was, maar dat is in tegenspraak met het bovenvermelde feit dat u bij Woerden nog steeds een omweg moet maken om aan de overkant te komen. Weliswaar staat de de Kromwijker wetering via de Lange Linschoten bij Oudewater doormiddel van een sluisje in verbinding met de Oude IJssel, maar Oudewater ligt stroomafwaarts van zowel (het dorp) Linschoten als Montfoort, dus een goede weg om de Kromwijker Wetering nat te houden is dat ook niet  (zeker niet als de IJssel wordt afgesloten).   

De Kromwijker Wetering: in de Romeinse tijd de Linschotenstroom
die ten westen van Woerden in de Rijn uitmondde

De Kromwijker Wetering vervangt een water dat in de Romeinse tijd het einde van de Linschotenstroom was en ten westen van Woerden in de Rijn uitmondde. Op het kaartje hiernaast (uit 1751)[5] is te zien dat zich ten zuiden van Woerden nog een watertje in de richting van de stad aftakt. Het wordt in de Grote Historische Atlas van Utrecht[6] ten onrechte (ook) Lange Linschoten  genoemd, want het is de Jaap Bijzerwetering die in de 14e eeuw werd gegraven.

In de Atlas van Nederland in het Holoceen[7] is (de voorloper van) de Kromwijker Wetering op de kaart “100 n.Chr.” (p.63) ingetekend met blauwe lijntjes. Die geven aan dat ook de samenstellers van de atlas niet uitgingen van een stroom die al vóór het begin van onze jaartelling was opgedroogd. Bovendien is op die kaart de Lek nog niet te zien, zodat ze het ook niet mogelijk maakt om ‘Traiecto’ als een oversteek van de Lek te beschouwen. De Romeinen hebben de Lek nooit gekend. De kaarten bij het boek van P.A. Henderikx[8] tonen weliswaar de stroomgordels van het laatste stukje van de Linschotenstroom, maar lijken de theorie dat die al was opgedroogd te ondersteunen, want de exemplaren met de nummers II, IV, V, VI, VII, VIII, en IX tonen in de stroomrug weliswaar blauwe lijntjes, maar die lijken geen doorlopend water te vormen. Nu geven alle kaarten van Henderikx de toestand van ná de Romeinse tijd weer, behalve nummer I, die de situatie van  ca. 200 n.Chr. in beeld brengt. Daar is dan nog wél een dun blauw lijntje in de stroomgordel aan de westkant van Woerden gezet. Want op p.18 van het bijbehorende boek blijkt dat de Lek ergens tussen 300 en 700 (voetnoot 10 zegt 400 en  800) de oude functie van de Linschotenstroom overbodig heeft gemaakt. Maar allerlei vage dateringen laten de ontwikkeling van de Rijndelta in het eerste millennium in het ongewisse.

Utrecht was een onbestaande oversteekplaats

En niet alleen de dateringen laten de geschiedenis van de Rijndelta vaag. Er zijn geen getuigenissen, schriftelijke noch bodemkundige, die er op zouden kunnen wijzen dat Romeins verkeer van Utrecht naar het westen in de omgeving van die stad werd gehinderd door een water dat overgestoken moest worden. Het Traiecto uit het Itinerarium Antonini bevond zich niet bij Utrecht, maar bij de plaats die op de Peutinger-kaart met de naam Lauri (Woerden) wordt aangeduid. Utrecht heeft pas aan het einde van de Vroege Middeleeuwen de aanduiding ‘Ultraiectum’ of ‘Traiectum ad Rhenum’ gekregen, vanwege het feit dat het bisdom een opvolger was van het bisdom van Vetus Traiectum of Traiectum ad Mosam. De ´traiecto´ op de plaats waar de Kromwijker Wetering in de Oude Rijn viel raakte na het vertrek van de Romeinen in vergetelheid, zodat er eigenlijk geen verwarring had mogen ontstaan tussen de  oversteekplaats bij Woerden en een niet bestaande oversteekplaats bij Utrecht.

Romeins verkeer van Utrecht naar het westen werd nergens gehinderd door een water dat overgestoken moest worden

In SEMafoor 17.2 is met behulp van een kaartje (kopie hierboven) getoond wat men (ongeveer) onder de Linschotenstroom zou moeten verstaan. Wie kritiek heeft op het daar getekende verloop van de stroom is welkom, want van de wirwar aan stroomgordels die het water heeft achtergelaten is van alles te bakken. De bedoeling van het kaartje is alleen maar om te voorkomen dat men zou gaan denken dat de naam Linschotenstroom uitsluitend op de Korte- of Lange- Linschoten (of zelfs de Montfoortse Vaart)  slaat. Verder is het kaartje heel schematisch.

Sporen uit de Romeinse tijd

De stippen geven plaatsen aan waar sporen uit de Romeinse tijd zijn gevonden. Merk op dat het rond de Vecht niet druk was. Aan de Linschotenstroom is tussen Woerden en Beusichem ook niets te zien en in het gebied van de Biesbosch zal het verloop van de Maas op het kaartje ongetwijfeld niet echt met de toenmalige werkelijkheid overeenkomen. Tussen de Maas en de Oude Rijn heeft het waarschijnlijk gekrioeld van de wateren en watertjes, maar op het kaartje lijkt het daar wel een woestijn. Zelfs de Kromme Rijn had voorheen een ander verloop, meer langs Oud-Wulven, Houten en ‘t Goy. Op het kaartje is min of meer het huidige verloop getekend. Het kaartje is trouwens niet alleen met behulp van de stroomgordels getekend, maar vooral doormiddel van de aanwijzingen in het Handboek der Aardrijkskunde van R. Schuiling[9].

De kaart VI van Henderikx toont (alleen) bij Woerden de sporen van een flinke zijrivier. Daar moesten de Romeinen de oversteek maken.

Het kaartje hierboven is een fragment van kaart VI (Vroege Middeleeuwen) bij het boek van P.A. Henderikx. Het is jammer dat we niet weten welk stuk van de Vroege Middeleeuwen we ons hierbij moeten voorstellen. Uit de aanwezigheid van een in het oog springende Lek moeten we in ieder geval concluderen dat we hier aan de tijd ergens tussen de jaren 300 en 900 moeten denken. Linksboven in het kaartfragment ligt Woerden aan de Oude Rijn, naast de overduidelijke sporen van de vanuit het zuiden komende Linschotenstroom. Die geven antwoord op een vraag die op het forum Nifterlaca werd gesteld,  waarom moest voor Traiecto nu juist deze plaats gekozen worden, want de rivieren tonen allerlei zijstromingen. Ja, maar omdat langs de Rijn tussen Wijk bij Duurstede en Katwijk aan Zee op de kaart VI van Henderikx alleen bij Woerden de sporen van een flinke zijrivier zijn te zien, moesten de Romeinen daar de oversteek  maken.

Tiel staat op dit kaartfragment aan de rechterkant van de plaats waar de Linge uit de Waal komt, dus ten opzichte van de geschetste positie op de kaart uit SEMafoor 17.2 aan de ander kant van de Linge. Ongetwijfeld is de weergave op de kaart van Henderikx meer in overeenstemming met de werkelijkheid. Zoals ook het feit dat de Linge op die kaart voorbij Tiel niet verder naar het oosten loopt. De Linge is een interessant riviertje dat bij veel Nederlanders onbekend is maar waar toch veel over te vertellen valt. In het boek van Beekman[10] neemt ze vier bladzijden in beslag en hoort daardoor al bijna bij de grote rivieren, want de Rijn en de Maas beslaan daar ieder ongeveer vijf pagina’s. De Linge is trouwens grotendeels gekanaliseerd en verder naar het oosten heten delen ervan nu en dan “wetering”. De herkomst van het huidige water ligt in de omgeving van de Doornenburg, niet ver van het Pannerdens Kanaal. De geschiedenis van de Linge is lang en ingewikkeld en de slimmerikken van Wikipedia noemen haar daarom gewoon “een kunstmatige rivier”[11]. Dat scheelt een heleboel uitleg.

Het ontstaan van de Montfoortse Vaart

Maar we dwalen weer af. Het ging eigenlijk om wateren in de Romeinse tijd. Uiteraard weten we daar weinig van, behalve dan dat de Rijndelta er toen anders uit zag dan tegenwoordig en dat de Montfoortse Vaart nog niet bestond. Op het internet is een verhaal te vinden over het ontstaan van de Montfoortse Vaart[12]. Helaas valt er niet uit op te maken in welk jaar precies het kanaal in gebruik genomen is, maar met een oude kaart er bij valt er over het verloop ervan niet te twisten, want die wordt zowel vanuit Montfoort richting Linschoten als andersom beschreven. De gemakkelijkste manier om dat verloop op de kaart te vinden (globaal aangegeven op het eerste kaartje van dit artikel) is de beschrijving vanuit Linschoten. Vanuit het centrum van het dorp werd vanaf de Korte Linschoten een kanaal naar het oosten gegraven tot aan de polder die Kattenbroek heet. Daar knikte het kanaal met een rechte hoek naar het zuiden en ging het na nog een lichte knik naar het oosten in zuidelijke richting verder naar Montfoort, waar het met een sluisje op de Hollandse IJssel werd aangesloten. Op blad 463 van de grote Historische atlas van Utrecht  is ten zuiden van Linschoten de Vlietsloot te zien[13]. Wellicht is die een overblijfsel van de oorspronkelijke Linschotenstroom.    

De Vlietsloot tussen Linschoten en Montfoort: een litteken van de Linschotenstroom?

Op het kaartje hierboven[14] is te zien dat het niet gek is om de Vlietsloot tussen Linschoten en Montfoort als een litteken van de Linschotenstroom te beschouwen, maar Vink noemt het watertje niet. Wel laat dit kaartje mooi het laatste deel van de Linschotenstroom zien. Die bewoog zich van rechts onder naar links boven, maar zijn spoor wordt nu bij Vianen doorsneden door de latere Lek. Aan de overzijde van de Lek wordt de bedding van de Linschotenstroom nu tot aan Montfoort gebruikt door de Hollandse IJssel. Vandaar maakte hij een ongeveer rechte hoek richting Linschoten. In dat stuk, tussen Montfoort en Linschoten, loopt nu het spoor van de Vlietsloot. U doet er goed aan om het kaartje steeds te vergelijken met het kaartje van Henderikx, want dat is ongeveer 60 jaar jonger. Dat is de reden dat de omgeving van Utrecht op het kaartje van Vink nog niet uit de verf komt. Want u gaat natuurlijk zoeken naar een ‘oversteek’ bij Utrecht omdat u niet wilt geloven dat daar geen ‘Traiecto’ was. Het kaartje van Vink kan op dat punt geen informatie geven, maar u zult al zoekende ervaren dat  er ook geen enkel ander document bestaat dat een ‘Traiecto’ bij Utrecht doet vermoeden.

Het gebruikelijke beeld van de ontwikkelingen in de delta van Rijn en Maas komt voort uit aannamen. Bijvoorbeeld uit de aanname dat veranderingen in de loop van de rivieren zich slechts langzaam voltrekken. Maar dat lijkt voor rivieren in een laagland, waarvan de bedding uit materiaal bestaat dat gemakkelijk door water is te transporteren, niet waarschijnlijk. Het materiaal dat een rivier meeneemt zet ze stroomafwaarts weer af. Daar onstaan dan ondiepten die het water zo hoog kunnen opstuwen dat het bij een combinatie van veel wind en hoog water een doorbraak naar lager gelegen land kan veroorzaken. Naast de oude bedding zal dan een geul of kolk ontstaan van waaruit het water een nieuwe weg zoekt. De rivier is dan van richting veranderd of zelfs de bedding van een andere rivier gaan volgen. Zonder menselijk ingrijpen zal het landschap van tijd tot tijd veranderen, niet langzaam, maar met sprongen. Een mooi voorbeeld is de Gele Rivier (Huanghe), de moeder van de Chinese beschaving, die sinds mensenheugenis al een aantal malen in het laagland een andere weg heeft gekozen[15].     

Traiecto

Wie de discussies op het forum Nifterlaca volgt kan constateren dat er tegen het idee van een oversteek bij Woerden een enorme weerzin bestaat. Dat is natuurlijk te verwachten, want het druist in tegen een al sinds eeuwen gevestigd geloof dat, hoewel al enkele keren aangevochten, nog nooit met redelijke argumenten is verdedigd. Er is één forumbezoeker die het algemene gevoelen wel héél duidelijk onder woorden brengt: “Het Traiecto /-um van de IA ligt aan de Rhenus en om die reden is het Utrecht.”[16]. Er is inderdaad eigenlijk niets anders bruikbaar voor een verdediging van de gelijkstelling Traiecto = Utrecht . Zelf zou ik er nog het niet te loochenen feit dat Utrecht sinds de tiende eeuw door de geestelijkheid Traiectum werd genoemd aan toegevoegd hebben, want dat is de basis onder het idee van een vroegmiddeleeuws Utrecht. Er zijn in de loop der tijd talrijke pogingen gedaan om de gegevens die we hebben over de Romeinse weg tussen Kleef en Katwijk aan Zee in overeenstemmning te brengen met de bevindingen van de archeologie, maar het resultaat is nooit overtuigend geweest. De oorzaak daarvan zijn de volgende axioma’s, die geen van alle met een aannemelijk verhaal ondersteund zijn: 1º de Romeinen hanteerden een mijlmaat (leuga) van 2,22 km. 2º bij alle in de Romeinse routebeschrijvingen genoemde haltes hoort een Romeinse militaire versterking. 3º de plaats die in het Itinerarium Antonini aangeduid wordt als Traiecto is Utrecht. 4º de halte Carvone op de Peutinger-kaart is Herwen-Bijland en 5º als een Romein van Kleef naar Katwijk aan Zee wandelde maakte hij verplicht een uitstapje naar Nijmegen. Alleen degene die erin slaagt om van alle vijf axioma’s (onbewezen stellingen of geloofsartikelen) afscheid te nemen maakt kans om voor de route tussen Kleve en Katwijk aan Zee een acceptabele oplossing te vinden.

De bedoeling van dit betoog is om het begrip “Linschotenstroom”, dat na 1926 is ontstaan en sindsdien slechts in de vaklectuur van bodemonderzoekers opduikt, weer even op het podium te zetten. Hoewel regelmatig wordt gesuggereerd dat de rol van de stroom al voor het begin van de jaartelling was uitgespeeld wordt ze in verband met het vroegmiddeleeuwse ontstaan van de Oude IJssel en de Lek nu en dan van zolder gehaald, zodat het toch vaag blijft in hoeverre en voor hoe lang een oversteek bij Woerden een obstakel geweest kan zijn voor het wegverkeer. Dat is onder andere interessant voor de datering van het Itinerarium Antonini. Zolang die oversteek bij Utrecht werd gesitueerd heeft in de eeuwen voor ons zich nooit iemand afgevraagd waar die oversteek precies plaatsvond en waar het te overbruggen water vandaan kwam, maar nu de ‘Traiecto’ ergens anders wordt gesitueerd moeten zulke zaken plotseling verantwoord worden. Door het noemen van de Romeinse weg tussen Katwijk aan Zee en Kleve kan bij de lezer het onvoldane gevoel ontstaan dat er nog iets gezegd moet worden over de mogelijk invloed die de veranderde positie van de ‘oversteek’, die nu van Utrecht naar het ca. 20 kilometer westelijker gelegen Woerden is verschoven, op de beschrijving van de Romeinse route zou kunnen hebben. Maar het zal voor de Romeinen niet uitgemaakt hebben of ze bij hun reis van Keulen naar de kust of andersom wat eerder of later in een boot moesten stappen. Met andere woorden, de verschuiving heeft geen enkele bijkomende invloed op de route.

Omdat de route in de loop der tijd op veel verschillende manieren beschreven is wordt hieronder de Romeinse weg tussen Kleve en Katwijk aan Zee gepresenteerd zoals die de schrijver van dit artikeltje voor ogen staat.  Op de tekening wordt de route op drie verschillende manieren getoond. Bovenaan zoals op de Peutinger-kaart. Daar is ze al direct een bron van verwarring, want geheel rechts op het kaartje is ‘Noviomagi’ in de route geplaatst. Daarvan wordt vrijwel altijd (ook hier) aangenomen dat het Nijmegen betreft. De route Katwijk - Kleve is echter onderdeel van een route langs de Rijn, die ook beschreven is in het Itinerarium Antonini en door de anonieme Kosmograaf van Ravenna. In beide andere bronnen komt Nijmegen niet voor en dat is terecht, want Nijmegen ligt niet langs de Rijn, maar langs de Waal. Omdat de plaats op de Peutinger-kaart tussen Castra Herculis en Arenatio ligt, die beide wel bij de route langs de Rijn horen, moet hier aangenomen worden dat de verbindingsweg tussen die tweeplaatsen op de Peutinger-kaart verloren is gegaan. Waarschijnlijk door ruimtegebrek bij het kopiëren van het origineel. Nadat de kopiïst de naam ‘Nouiomagi’ had genoteerd was er geen ruimte meer voor een afstand tussen Castra Herculis en Arenatio. Op de twee volgende tekeningetjes van de route is de ontbrekende verbinding (vier mijl) aangebracht, waardoor Nijmegen verder van de route geïsoleerd is. De stad hoort bij de “onderste” Patavia-route en niet bij het onderhavige onderwerp.

De Peutingerkaart correct lezen: Traiecto is Woerden, Eletione is Utrecht of Transwijk

Het middelste tekeningetje is een correctie op het bovenste exemplaar. Van de oorspronkelijke xiii mijl tussen Carvone en Castra Herculis is hier xii mijl gemaakt. Dit verschil van één mijl geeft uitdrukking aan de onzekerheid over de ligging van Castra Herculis, waaraan de huidige opgravingen bij Herwen hopelijk een einde maken. Bij het maken van de tekening is er rekening mee gehouden dat er bij het onderzoek in 1938 veel materiaal is gevonden in het watersportgebied “De Bijland”. In SEMafoor 18.1 (februari 2017)[17] wordt verteld waarom de deskundigen Castra-Herculis vaak verwisselen met Carvone (Carvium, Carvo). Bij het getal achter Lauri is waarschijnlijk een vrij veel voorkomende kopieerfout gemaakt. (vii aangezien voor xii). Van Transwijk is alleen bekend dat de Romeinse weg er doorheen liep, maar sporen van de halte Eletio(ne) zijn nog niet gevonden (wellicht is er ook nog niet naar gezocht).

 

 

 
[1] Van Veen, Ruud (2015): De Linschotenstroom, SEMafoor 16.1 (februari 2015), p.53
[2] http://www.nifterlaca.nl/read.php?3,22677,22713#msg-22713
[3] Vink, Teunis (1926): De Lekstreek. Een aardrijkskundige verkenning van een bewoond deltagebied. Amsterdam
[4] Van Veen, Ruud (2016): De Oversteek, SEMafoor 17.2 (mei 2016), p.2
[5] Fragment van een kaart van Isaak Tirion uit 1751. Overgenomen uit J.E.A. Boomgaard (1984): Holland in kaart en prent, Fibula-Van Dishoeck, Tielt. p.32
[6] Grote Historische Atlas van Utrecht (1:25.000), blad 444.
[7] Bazelmans, Jos (2011): Atlas van Nederland in het Holoceen. Landschap en bewoning vanaf de laatste IJstijd tot nu. Amsterdam, Bert Bakker, p.63.
[8] Henderikx, P.A. (1987): De beneden-delta van Rijn en Maas. Landschap en bewoning van de Romeinse tijd tot ca.1000. Verloren, Hilversum
[9] Schuiling, R. (1934): Nederland. Handboek der Aardrijkskunde. Zwolle, deel I p.233/234.
[10] Beekman, Dr.A.A.(1948): De wateren van Nederland aardrijkskundig en geschiedkundig beschreven. ’s-Gravenhage Martinus Nijhoff
[11] https://nl.wikipedia.org/wiki/Linge_(rivier)
[12] https://www.linschoten.nu/Linschoten%20op%20oude%20landkaarten/beschrijving%20de%20vaart.htm
[13] zie ook de Topografische kaart van Nederland 1:50.000 blad 31 Oost, Utrecht
[14] losse kaart (bijlage 27) bij ‘De Lekstreek’ van T. Vink
[15] https://nl.wikipedia.org/wiki/Gele_Rivier
[16] http://www.nifterlaca.nl/read.php?3,16081,16098#msg-16098
[17] SEMafoor 18.1, p.25
              Reactie geven op artikel