Inleiding
In dit artikel wordt uw aandacht gevraagd voor:
- Een aantal ongerijmdheden in middeleeuwse teksten wanneer die worden toegepast op de traditionele voorstelling Dorestad = Wijk bij Duurstede en Noviomagus = Nijmegen.
- Een aantal middeleeuwse geografische aanwijzingen waaruit geconcludeerd zou kunnen worden dat met Dorestad Oudenburg werd bedoeld en met Noviomagus Brugge.
- Een aantal identificaties van middeleeuwse toponiemen die de stelling ondersteunen dat Dorestad en Noviomagus in het Vlaamse kustgebied moeten worden gezocht.
Einhard schrijft in de Vita Caroli Magni uit het begin van 9e eeuw het volgende:
Noviomagus ligt aan de rivier de Vahalem die het Batavorum insulam, het Eiland der Bataven, in het zuiden voorbijstroomt[1] |
In de traditie wordt het Batavorum insulam/het Eiland van de Bataven gelijkgesteld aan de Betuwe in Nederland, de Vahalem aan de Waal, die de Betuwe in het zuiden voorbij stroomt en Noviomagus aan Nijmegen dat aan de Waal ligt. Ogenschijnlijk kloppen deze identificaties als een bus, maar bij nader inzien kan deze traditionele voorstelling onmogelijk juist zijn[2]. De Betuwe was namelijk geen eiland en de Vahal was de inlandse naam van één van de takken van de tweehoornige bicornis Renus en wel van diezelfde tak welke de naam Renus behield en ook Vahal werd genoemd (zie noot 21). Met deze Renus kan niet de Rijn zijn bedoeld want volgens Strabon, lag de monding van de Renus tegenover Kent[3].
In de Prudentii Trecensis Annales bij het jaar 837 staat het volgende:
In deze tijd vielen de Noormannen Frisia aan met hun gewoonlijke verrassingsaanval. Ze kwamen naar ons onvoorbereide volk op het eiland Walacra, zij slachtten velen af en plunderden zelfs nog meer van hen. Zij bleven enige tijd op het eiland, zo veel schatting heffend als zij wilden. Toen vielen zij Dorestad aan met dezelfde furie en hieven daar op dezelfde manier schatting. Toen de keizer van deze aanvallen hoorde, stelde hij zijn geplande reis (naar Roma) uit en verdeed geen tijd en haastte zich naar het fort in Noviomagus vlak bij Dorestad. Toen de Noormannen hiervan hoorden trokken zij zich onmiddellijk terug. Nu hield de keizer een rijksdag en hield een open hoorzitting met die groten aan wie hij de kustverdediging had gedelegeerd. Uit deze bespreking werd duidelijk dat deels door de onmogelijke taak, deels door de ongehoorzaamheid van sommigen, het voor hen onmogelijk was om weerstand te bieden tegen de aanvallers.[4] |
Dorestad en Noviomagus worden in deze tekst in samenhang genoemd met Walacra, waarmee het voormalige eiland Walcheren werd bedoeld. Dit wijst erop dat met Dorestad en Noviomagus plaatsen werden bedoeld die lagen in de nabijheid van Walcheren en dus in de nabijheid van de kust. Gezien deze aanwijzingen kunnen met Dorestad en Noviomagus niet Wijk bij Duurstede en Nijmegen zijn bedoeld want deze plaatsen liggen over water 180 km van het voormalige eiland Walcheren en de kust verwijderd. Bovendien lagen Dorestad en Noviomagus aan dezelfde rivier namelijk de Renus (zie noten 1, 7 en 10) maar Wijk bij Duurstede ligt aan de Nederrijn-Lek en Nijmegen aan de Waal. In de Latijnse tekst staat ook dat Dorestad en Noviomagus vlak bij elkaar lagen Noviomagum castrum vicinum Dorestado. Dat ze zo dicht bij elkaar lagen was er de reden van dat de Noormannen zich terugtrokken uit Dorestad toen ze hoorden dat de keizer naar Noviomagus onder weg was.
In de Annales Xantenses bij het jaar 846 staat het volgende:
De Noormannen plunderden volgens hun gewoonte Ostraciam en Westraciam en staken de vicus Dorestad met twee andere dorpen in brand, voor de ogen van Lotharius, die toen in de palts van Noviomaga was, maar ze niet kon straffen voor hun misdaad. Ze keerden met hun vloot gevuld met een enorme buit van zowel mensen als goederen terug naar hun vaderland.[5] |
In de traditie worden Ostracia en Westracia gehouden voor Oostergo en Westergo in de provincie Friesland in Noord-Nederland en Dorestad voor Wijk bij Duurstede in het zuiden van de provincie Utrecht in Midden-Nederland en Noviomaga voor Nijmegen in de provincie Gelderland in Zuid-Nederland. Dat de Noormannen in één raid Friesland in het noorden van Nederland plunderden en Wijk bij Duurstede, dat 200 km van deze gebieden verwijderd ligt, in brand staken is, afgezien nog van de vraag over welke wateren, waarvan geen enkele genoemd wordt, naar Wijk bij Duurstede werd gevaren, zeer onwaarschijnlijk.
Uit deze tekst kan opnieuw geconcludeerd worden dat Dorestad niet ver van Noviomago castro verwijderd lag want de keizer kon vanuit Noviomago castro zien dat Dorestad in brand stond.
Ook uit deze tekst kan opnieuw geconcludeerd worden dat Dorestad en Noviomagus, in de nabijheid van de kust lagen want zij worden in samenhang genoemd met Ostraciam en Westraciam die door de Geograaf van Ravenna worden aangeduid als eilanden die hij Nordostracha en Eustrachia noemt[6]. Op mijn in SEMafoor 22.4 gepubliceerde kaartje van het kustgebied van Noordwest-Frankrijk, België en Zuidwest-Nederland ten tijde van Bonifatius (672–754) is te zien dat deze eilanden voor de kust van Vlaanderen lagen.
In de Annales Xantenses bij het jaar 847 staat het volgende:
Ten slotte plunderden de Noormannen daarop de christenen en vochten tegen de graven Sigirus en Liutharius, en ze voeren de flumen Renis op, achter de vicus Dorestad, negen mijlen stroomopwaarts naar de vicus Meginhardi en keerden nadat ze buit hadden vergaard naar die plaats terug.[7] |
Niet alleen het Noviomagus van Karel de Grote lag vlak bij Dorestad, want volgens deze tekst deed ook vicum Meginhardi dat.
Vicum Meginhardi lag ten opzichte van Dorestad 9 mijl = 13,3 km, stroomopwaarts aan de flumen Reni die volgens mijn onderzoek geïdentificeerd dient te worden met de Schelde-Westerschelde die achterlangs een op de rechteroever gelegen kustbarrière, door het gebied waar nu de Vlaamse polders liggen, stroomde in de richting van haar monding in de tussen Sangatte, Duinkerke en Sint-Omaars, gelegen zeebaai genaamd Helinium. Met Dorestad en vicum Meginhardi kunnen in dat geval niet, zoals in de traditie gesteld, Wijk bij Duurstede en Meinerswijk zijn bedoeld; bovendien liggen deze plaatsen liggen niet 13,3 km maar 50 km van elkaar verwijderd.
In de Prudentii Trecensis Annales bij het jaar 850 staat het volgende:
Hárekr, koning van de Noormannen, is door twee familieleden aangevallen waardoor oorlog ontstond. Zij werden ertoe bewogen vrede te sluiten door het gebied te verdelen. Hrœrekr, de neef van Haraldr, die onlangs Lotharius ontrouw was geworden, bracht hele legers Noormannen op de been met een groot aantal schepen en verwoestte Fresiam en Batavum insulam en andere plaatsen in de buurt door de Renum en Vahalem op te varen. Lotharius ontving hem met de eed van trouw en schonk hem Dorestad en andere graafschappen, omdat hij hem niet kon verslaan. Een andere bende Noormannen plunderden de inwoners van Menapios en Tarvisios en andere kuststreken, terwijl anderen het Britse eiland en de Engelsen aanvielen, maar zij werden door de Engelsen met de hulp van onze heer Jezus Christus verslagen.[8] |
De Noormannen kwamen met schepen overzee naar Fresia, dat door Delahaye terecht werd gehouden voor een gebied in Noord-West Frankrijk en ook Vlaanderen[9].
Dat de Noormannen Fresia/Vlaanderen binnenvielen is een aannemelijke gebeurtenis, maar dat zij vervolgens enkele honderden kilometers het binnenland introkken om vernielingen te plegen langs de Rijn is buitengewoon ongeloofwaardig.
In de Regino Chronicon bij het jaar 881 staat het volgende:
Rond deze tijd (*) voer een vloot met Noormannen de Wal fluvium op en legde bij de koninklijke palts Niumaga aan, waar zij hun kamp opsloegen. Toen men deze gebeurtenis ter kennis van Lodewijk bracht, trok hij zonder uitstel met een leger op en belegerde hen in hun vesting. Nadat zij enige dagen met elkaar gestreden hadden, lukte het hem toch niet de overwinning te behalen omdat de palts door zijn enorme omvang en zijn stevige manier van bouwen de vijanden een zekere toevlucht bood. Bij deze strijd werd door de tegenstanders Everhard Saxo, de zoon van graaf Meginhard, gevangen genomen; hij werd later door zijn moeder Evesa ongedeerd vrijgekocht door betaling van een hoge prijs. Uiteindelijk vertrok de koning met zijn troepen, nadat hij de belofte had gekregen dat als hij de belegering opgaf, de Noormannen direct zijn rijk zouden verlaten. Na zijn aftocht staken de heidenen de palts met zijn versterkingen in brand, en voeren met hun schepen naar hostia Rheni. Op dezelfde wijze verschansten zich in november van datzelfde jaar (**) twee Noormannenkoningen Gušröšr en Sigfrųšr in Haslon, bij de Mosa, met een onvoorstelbare menigte te voet en te paard. Bij hun eerste strooptocht verwoestten zij de omgeving en brandden zij Leodium civitatem, Traiectum castrum en Tungrensem urbem plat, bij hun tweede strooptocht deden zij het gebied der Ripuariėrs aan en teisterden alles met moord, roof en brand, de steden Coloniam Agrippinam en Bunnam civitates met de nabijgelegen burchten Tulpiacum, Iuliacum en Niusa lieten zij in vlammen opgaan; hierna legden zij de Aquis palatium en de kloosters Indam, Malmundarias en Stabulaus in de as.
(*) de kroning tot keizer van Karel de Dikke in Rome op 12 febr. 881
(**) 881[10] |
De traditionele uitleg volgend, waarin met de Wal fluvium de Waal werd bedoeld, met Niumaga Nijmegen, met hostia Rheni de monding van de Rijn bij Katwijk aan Zee, met de Mosa de Maas en met Haslon het in de Nederlandse provincie Limburg langs de Maas gelegen Asselt, worden we geacht de twee volgende, gezien de enorme afstanden, ongeloofwaardige zaken te geloven:
- Dat de Noormannen in februari van het jaar 881 met een vloot 150 km, tegen de stroom in, de Waal oproeiden, bij Nijmegen met hun leger met succes een burcht verdedigden, de burcht vervolgens in brand staken en weer vertrokken naar de Oude Rijnmonding bij Katwijk aan Zee.
- Dat in november van datzelfde jaar de Noormannen met een vloot 225 km, tegen de stroom in, de Maas oproeiden en zich in Asselt, dat in de traditie voor Haslon wordt gehouden, verschansten.
In de bovenstaande teksten staan de volgende aanwijzingen waar Noviomagus en Dorestad lagen
- In de Vita Caroli Magni uit het begin van 9e eeuw wordt Noviomagus gesitueerd langs de Renus die ook Vahalem werd genoemd en het Batavorum insulam in het zuiden voorbij stroomde.
- In de Prudentii Trecensis Annales bij het jaar 837 wordt Noviomagus zowel in de nabijheid van Dorestad/vicinum Dorestado als in de nabijheid van de kust als in de nabijheid van insula Walacra gesitueerd.
- In de Annales Xantenses bij het jaar 846 worden Dorestad en Noviomagus in samenhang met de twee eilanden Ostracia en Westracia genoemd en wordt verteld dat de keizer vanuit Noviomagus kon zien dat Dorestad in brand stond. Hieruit kan de conclusie getrokken worden dat Noviomagus inderdaad vlakbij Dorestad lag zoals in de Annales Xantenses bij het jaar 837 wordt vermeld.
- In de Annales Xantenses bij het jaar 847 wordt Dorestad, net als Noviomagus in de 9e eeuw, langs de Renus, die ook Vahalem werd genoemd, gesitueerd. Ook vicum Meginhardi wordt langs de Renus/Vahalem gesitueerd want het lag ten opzichte van Dorestad 9 mijl stroomopwaarts.
- In de Prudentii Trecensis Annales bij het jaar 850 worden tijdens een inval van de Noormannen, Fresia, Batavum insulam, plaatsen langs de Rhenus en Vahalem en de kuststreken in één adem genoemd. Dit wijst er op dat genoemde toponiemen in elkaars nabijheid gezocht moeten worden.
- In de Regino Chronicon bij het jaar 881 wordt Niumaga palatio aan de Wal fluvium gesitueerd. In de Vita Caroli Magni uit het begin van 9e eeuw wordt Noviomagus aan de rivier de Vahalem gesitueerd. Niet alleen uit de naamsovereenkomst maar ook uit eerder genoemde aanwijzingen kan geconcludeerd worden dat met Niumaga palatio het Noviomagus van Karel de Grote werd bedoeld.
Samengevat: Dorestad en Noviomagus lagen:
- In de nabijheid van een eiland dat Batavorum insula werd genoemd.
- In de nabijheid van een eiland dat Walacra heette.
- In de nabijheid van eilanden die Ostracia en Westracia heetten.
- In de nabijheid van de monding(en) van de Renus.
- In de nabijheid van de kust.
- Aan de Renus die ook Vahal of Wal fluvium werd genoemd.
- In elkaars onmiddellijke nabijheid.
- In de nabijheid van vicum Meginhardi dat, stroomopwaarts gezien, 9 mijl voorbij Dorestad lag.
Is Dorestad Oudenburg?
Op mijn kaartje van het kustgebied van Noordwest-Frankrijk, België en Zuidwest-Nederland (in SEMafoor 22.4) staan twee mogelijkheden voor Dorestad geopperd:
D1/Oudenburg of D2/Brugge |
Op basis van bovenstaande teksten zou ik mijn theorie willen bijschaven. Mogelijk werd met Dorestad Oudenburg bedoeld, en werd met het 9 mijl/13,3 km stroomopwaarts gelegen Vicus Meginhardi een in de richting van Brugge, en wel een ca. 1,7 km daarvóór, gelegen vicus bedoeld. Traiectum zou, in mijn opinie nog steeds met Gent moeten worden geïdentificeerd.[11]
Oudenburg
Op de website van Erfgoedkring Oudenburg staat het volgende over de geschiedenis van Oudenburg vermeld:
Oudenburg – de naam verwijst naar het bestaan van een oude burcht – behoort tot de oudste nederzettingen in Vlaanderen. De sporen van bewoning in het latere Oudenburg klimmen namelijk op tot de eerste eeuwen van de Westerse tijdrekening. De huidige kuststrook zag er toen helemaal anders uit en bestond uit grillige inhammen en diepe kreken. Tussen de vijfde eeuw voor en de elfde eeuw na Christus brak de zee geregeld door de duinengordel en overstroomde via een ingewikkeld en vertakt krekensysteem het moerassige laagland achter de duinen. Zo ontstond een schorren- en slikkengebied. En zo zag deze streek eruit toen de Romeinen hier enkele decennia voor onze tijdsrekening arriveerden…..In elk geval bouwden de Romeinen hier een castellum. Het werd het latere Oudenburg, waarvan de middeleeuwse naam – zoals vermeld –hoogstwaarschijnlijk naar deze voormalige versterking verwijst. De ‘nieuwe’ burcht werd wellicht later in de nabije omgeving opgetrokken, wellicht tegen invallende vikingen. Het werd het latere Brugge…Recent onderzoek toont aan dat er vijf fasen in de evolutie van het Oudenburgse castellum zijn, die chronologisch opeenvolgend en ongeveer boven elkaar waren opgetrokken. Ze bestrijken een periode vanaf omstreeks 200 tot circa 410 na Chr…..Voor het bouwen van de vierde fase, opgetrokken tijdens het derde kwart van de derde eeuw, werd natuursteen gebruikt. Rondom liep een nieuw gegraven grachtensysteem, minder diep maar zo’n drie meter breed. Net zoals bij de voorgaande forten kon een uitgebreide zone voor ambachtelijke activiteiten worden vastgesteld. Die lag aan de rand van het kamp tegen de aarden wal. De structuur ervan komt vrij goed overeen met andere castella die deel uitmaakten van de Litus Saxonicum. Over de betekenis van die naam bestaat discussie. Verwijst die naar eventuele aanvallers komend uit noordoostelijk Europa of herinnert die aan een zone bewoond door Saksische inwijkelingen? Uitgebreide brandsporen doen vermoeden dat dit castellum tijdens verwoestende invasies van circa 270-275 erg te lijden had en zelfs werd verlaten. Het was een woelige periode door de teloorgang van het centrale gezag in Rome en voortdurende raids van Germaanse stammen.[12] |
Het is best mogelijk dat de brandsporen niet verwijzen naar invasies van circa 270-275 maar naar het jaar 846 waarin de Noormannen Ostracia en Westracia, twee voor de kust van Vlaanderen gelegen eilanden, roofden en Dorestad/Oudenburg in brand staken. Bij deze voorstelling passen heel goed de identificaties Noviomagus = Brugge en de Renus = de Schelde-Westerschelde.
Is Noviomagus Brugge?
Brugge werd volgens de traditionele uitleg door Arnulf I (889-965) uitgebouwd tot een machtscentrum met keizerlijke allure, maar volgens mijn interpretatie had Brugge aan het begin van de 9e eeuw reeds keizerlijke allure.
Vanuit zijn op 15 km stroomopwaarts aan de Renus/Vahal gelegen burcht in Noviomagus/Brugge kan de keizer gemakkelijk de donkere rookwolken van het in brand staande Dorestad/Oudenburg hebben zien opstijgen.
Meginhard en Vlaanderen
In zijn zoektocht naar Vicus Meginhardi haalt Joël Vandemaele aan wat er op Wikipedia over Meginhard werd geschreven:
Op internet geeft Wikipedia bij Meginhard, eerst de graven van Zutphen met eerste graaf van Hamaland Wrahari, zoon van Meginhard. Tussen 841 en 847 was Meginhard voogd van het klooster van Ludger te Werden, [aldus dit relaas], In 855 is de Hamalandse graaf Wichman (I) "verondersteld" schoonzoon van Meginhard. Dan volgt het gravenhuis van Hamaland. "Het staat vast dat de volgende graaf van Hamaland Meginhard (II) heeft geheten, gehuwd met Evesa die in 881 weduwe werd. Toen kocht zij haar zoon Eberhard-Saxo vrij van de Noormannen in de strijd om Nijmegen" "Saxo had ook een jongere broer Meginhard. Evebhard-Saxo heeft "waarschijnlijk" zijn vader opgevolgd. In 898 werd die vermoord door [Friese] graaf Gerulf. Eberhard-Saxo had twee zonen: de oudste Meginhard, de jongste Eberhard. Eberhards halfbroer Wichman (II), huwde Liutgard van Vlaanderen, dochter van Boudewijn (UI). Zij hadden twee dochters Adela en Liutgard en een zoon Wichman.[13]
Meginhard wordt genoemd in de reeds voorbij gekomen tekst uit de Regino Chronicon bij het jaar 881. Hierin wordt verteld dat tijdens de belegering door Lodewijk van een bij de Koninklijke palts Niumaga/Noviomagus ingericht kamp van de Noormannen, Everhard Saxo een zoon van graaf Meginhard door de Noormannen werd gegrepen. Dit is, gezien Vicus Meginhardi en Noviomagus waarschijnlijk vlak bij elkaar lagen omdat de burcht van de keizer door de graaf diende te worden verdedigd, een logische gang van zaken.
Wanneer met Noviomagus niet Nijmegen werd bedoeld maar een plaats in Vlaanderen zal Meginhard geen graaf van Zutphen zijn geweest en stond het klooster van Ludger niet in Werden Duitsland. Eberhard-Saxo moet op de frontlinie gestreden hebben. Hij werd niet alleen in 881 gegrepen tijdens de strijd om Niumaga palatio, maar hij was ook betrokken bij de moord in 885 op de Noorman Godfried die de streek Fresia/Vlaanderen langdurig beheerste.
Meginhard en Ludger
Uit de Vita Liudgeri geschreven door Altfried (gedateerd ca. 839-849) kunnen we opmaken dat de familie van Ludger afkomstig was van Suabsna naast/iuxta Traiectum[14]. Suabsna wordt traditioneel geïdentificeerd met Zuilen bij Utrecht. Wanneer echter met Traiectum, in plaats van Utrecht, Gent werd bedoeld dan komt voor Suabsna een in de nabijheid van Gent gelegen plaats in aanmerking. Bedoeld lijkt te zijn de tegenwoordige plaats Afsnee waarvan de oudere namen zijn: 941 Afsnis, 941 Absna, 964 Afsna, 1221 Afsene, 1239 Afsne. Vooral de naam Absna valt in het oog want die komt overeen met het laatste deel van de naam Su-Absna. Afsnee is een 6 km ten zuidwesten van de Traiectum/Gent, langs de Patabus/Mosa/Leie, gelegen dorp.
Haslon
In de Regino Chronicon bij het jaar 881 wordt Haslon genoemd. Zowel dit Haslon als het in de hierna volgende tekst genoemde Ascloha worden langs de Mosa gesitueerd zodat verondersteld mag worden dat met deze beide namen, zoals ook in de traditie gesteld, dezelfde plaats werd bedoeld. Er werd reeds gewezen op de onwaarschijnlijke voorstelling dat de Noormannen zich in de Nederlandse provincie Limburg in het aan de Maas gelegen Asselt, dat in de traditie voor Ascloha/Haslon wordt gehouden, verschansten.
In de Annales Fuldenses bij het jaar 882, wordt verteld waar Ascloha/Haslon exact lag:
De Noormannen roofden wat ze konden en wat erger en verschrikkelijker om te zien was, legden enige plaatsen en kerken in de as en keerden terug naar hun sterkte die door een wal was omringd en op de oever van de Mosae fluminis lag in een plaats die Ascloha genoemd wordt, 14 mijl van de Hreno.[15] |
Met Ascloha/Haslon kan ook volgens deze tekst niet het langs de Maas gelegen Asselt zijn bedoeld want Asselt ligt, in plaats van 14 mijl, 60 km = 40 mijl van de daar ter plaatse praktisch parallel aan de Maas stromende Rijn verwijderd. Meer plaatsen, zoals het aan de Maas gelegen Elsloo, menen het historische Ascloa te zijn. Elsloo ligt echter 100 km = 66 mijl van de Rijn verwijderd.
Gesteld dat met de Hreno de Schelde-Westerschelde werd bedoeld en met de Mosa de Leie die door haar oude bedding, waar nu het kanaal Gent-Terneuzen ligt, stroomde in de richting van de Hreno/Westerschelde, dan stroomde de Mosa/Leie 14 mijl = 20,7 km voordat zij bij Witla/Terneuzen in de Hreno/Westerschelde uitmondde, voorbij Haslon/Ascloha.
Gezien de afstand werd met Haslon/Ascloha het in de Belgische provincie Oost-Vlaanderen, tussen Traiectum/Gent en Witla/Terneuzen, gelegen Assenede bedoeld dat over de N252 19,4 km van Witla/Terneuzen verwijderd ligt. Opmerkelijk is dat de namen Ascloha en Assenede beide in verband worden gebracht met een Essenbos[16]. Opmerkelijk is ook dat in 1949 naast een bij Assenede op een hoge wal gelegen motte-kasteel een unieke veldfles werd ontdekt die 462 zilveren munten uit de Karolingische periode (870 n.Chr. - 880 n.Chr) bevatte.
Theodonis palatio en Aquasgrani
Hierna vertrok de keizer... (Karel de Grote) van Theodonis palatio, ging per schip over de Mosella naar de Renus en kwam te Noviomagum; hier bleef hij de hele Vastentijd en vierde hij het Paasfeest. Daarna keerde hij terug naar Aquasgrani.[17] |
Het in bovenstaande tekst, uit de Annales Mettenses bij het jaar 806, genoemde Theodonis palatio wordt traditioneel geassocieerd met het aan de Moezel gelegen Thionville. In de traditionele visie is dit een logische identificatie. Immers, Nijmegen in de traditie gehouden voor Noviomagus is vanuit Thionville varend over de Moezel, in de traditie de Mosella, en vervolgens de Rijn, in de traditie de Renus, bereikbaar.
Met de Mosella, die op de Peutingerkaart (in het vervolg PK genoemd) Musalla wordt genoemd, kan echter niet de Moezel zijn bedoeld wanneer met de op diezelfde kaart ingeschreven Renus de Schelde werd bedoeld en met de op diezelfde kaart ingeschreven Patabus de Mosa/Leie.
Bij die identificaties past wel dat met de Mosella/Musalla de Scarpe werd bedoeld die vanaf Berles-Monchel op haar 112 km lange tocht onder andere langs Atrecht/Arras, Douai (in historische context in het Nederlands: Dowaai) en Saint-Amand-les-Eaux stroomt en bij Mortagne-du-Nord, op de PK Confluentes genoemd, uitmondt in de Renus/Schelde. Dat op de PK direct boven de naam Musalla de plaats Scarponna, die ligt aan een weg die de Musalla oversteekt, staat geschreven, is een aanwijzing dat met de Musalla/Mosella inderdaad de Scarpe werd bedoeld. Wanneer nu met de Mosella/Musalla de Scarpe werd bedoeld, werd met Theodonis palatio ook een aan de Scarpe gelegen plaats bedoeld.
De naam Theodonis palatio lijkt te verwijzen naar één van de Romeinse keizers die Theodosius heetten. Theodosius I was van 379 tot 394 keizer van het oostelijk deel van het Romeinse Rijk en gedurende de laatste maanden van zijn leven de laatste keizer die heerste over het gehele Romeinse Rijk. In 368 nam hij deel aan de campagne in Britannia, in 370 aan de campagne tegen de Alamanni aan de Renus/Schelde en in 374 aan de campagne tegen de Quaden en de Sarmaten in de streek waar de Danuvius doorheen stroomde, waarvan Delahaye terecht stelde dat er een rivier in Frankrijk mee werd bedoeld, alhoewel naar mijn mening niet de door hem voorgestelde Aisne, maar de Oise.
In een hoge positie onder keizer Theodosius I was een zekere Majorianus. Diens zoon was een stafofficier in het Romeinse leger en diens zoon, naar zijn grootvader ook Majorianus genoemd, trad al vroeg in de voetsporen van zijn vader en bereikte onder keizer Theodosius II die leefde van 401 - 450 de rang van generaal. In die positie onderscheidde hij zich met overwinningen op de Franken en de Alemannen, onder andere in de Slag bij Atrecht/Arras (448) dat toen mogelijk Vicus Helena heette. De mogelijkheid bestaat dat vanaf 448, nadat Majorianus deze aan de Mosella/Musalla/Scarpe gelegen plaats voor keizer Theodosius II had veroverd, Vicus Helena/Atrecht/Arras de naam Theodonis palatio kreeg.
Deze redenering volgend voer Karel de Grote vanaf Arras over de Scarpe en vervolgens over de Schelde-Westerschelde naar zijn Noviomagus waarvan werd vastgesteld dat er waarschijnlijk Brugge mee werd bedoeld. Mogelijk sneed Karel de Grote een stuk van de route af door zijn boot in Traiectum/Gent over te laten trekken van de Renus/Schelde in de Mosa/Leie zodat hij binnendoor naar Witla/Terneuzen, waar de Mosa/Leie in de Renus/Westerschelde uitmondde, kon varen en vandaar naar het in de nabijheid van de kust gelegen Noviomagus/Brugge. Dit wordt echter niet vermeld in de tekst.
Nadat hij in Noviomagus het Paasfeest had gevierd keerde keizer Karel de Grote terug naar Aquasgrani dat in de traditie met Aken wordt geïdentificeerd. In de Annales Fuldenses staat bij het jaar 873 echter het volgende:
Vandaar kwam de koning rond het begin van mei naar Mogontiacum en voer snel de Rheni flumini af naar Aquense palatium.[18]
Wanneer met de Rheni flumini de Schelde werd bedoeld werd met Mogontiacum een aan de Schelde gelegen plaats bedoeld en met Aquense Palatium een plaats die vanuit Mogontiacum stroomafwaarts over de Schelde varend bereikbaar was. Met Mogontiacum werd waarschijnlijk het aan de Renus/Schelde gelegen Pommeroeul bedoeld[19] en met Aquense Palatium/Aquasgrani waarschijnlijk het aan de Mosella/Musalla/Scarpe gelegen Saint-Amand-les-Eaux.
Van Saint-Amand-les-Eaux waren de deugden van de zich daar bevindende warmwaterbronnen bij de Romeinen, die thermische baden op de site bouwden, al bekend. Volgens de traditionele uitleg zouden tijdens de middeleeuwen de bronnen zijn veronachtzaamd en vervolgens verlaten.[20]
Volgens mijn uiteenzetting echter genoot Karel de Grote nog, zoals Einhard in zijn Vita Caroli Magni schrijft, van de dampen van de zich daar bevindende warmwaterbronnen en was dit de reden dat hij te Aquasgrani/Aquens palatium/Saint-Amand-les-Eaux een residentie liet bouwen, waar hij de laatste jaren van zijn leven tot aan zijn dood verbleef.[21]
Renus = Schelde?
Einhard bracht in de Vita Caroli Magni uit het begin van 9e eeuw het geografische verband naar voren tussen de Vahalem en Batavorum insulam (zie noot 1). Dat er niet hoeft te worden getwijfeld aan dit verband wordt bewezen door teksten van Servius en Julius Caesar.
Servius in de 4e eeuw n.Chr.:
Bicornis echter, omdat dit gemeen is aan alle rivieren, of speciaal voor de Renus geldt, die in twee stromen vloeit; door de een die de grens vormt van het Romeinse Rijk, door de andere die langs de barbaren stroomt, waar hij Vahal genoemd wordt en hij het Eiland van de Bataven vormt. [22] |
Julius Caesar in de 1e eeuw v.Chr.:
10. De Mosa ontspringt op de monte Vosego in het gebied der Lingonen, neemt dan een arm van den Rheno, die Vaculus heet, vormt daarmee het insulam Batavorum/het eiland der Bataven en stroomt dan in de Rhenus, niet verder dan 80 mijlen van den Oceaan. De Rhenus, echter ontspringt in het gebied der Lepontiërs, een Alpes-/Alpenvolk, stroomt dan in langen loop met snelheid door het land der Nantuaten, Helvetiërs, Sequaners, Mediomatrikers, Tribokers, Treverers, splitst zich, als hij den Oceaan is genaderd, in verscheiden armen en vormt vele zeer groote eilanden, die grootendeels door wilde en barbaarsche volken worden bewoond, waarvan er eenige slechts van visschen en vogeleieren zullen leven. Eindelijk stroomt hij met vele mondingen in den Oceaan.[23] |
Er is al veel vaker in het verleden door historici over deze tekst gediscussieerd. In de traditionele uitleg (waarin met de Mosa de Maas werd bedoeld en met de Renus de Rijn) van deze tekst komen namelijk verschillende problemen naar voren.
- Een eerste probleem is dat de eerste passage in sommige manuscripten ontbreekt en mogelijk een toevoeging is van een andere auteur. Dat laat de tweede passage overigens onaangetast waarin staat dat de Vacalus zich op 80 mijlen van de Oceaan met de Rhenus verenigt. Het is vervolgens de afstand tot de zee waarover wordt gediscussieerd.
- Een tweede probleem is dat de Rijn en Maas zich nergens verenigen tot één stroom.
- Een derde probleem is dat zo rond het jaar 70 n.Chr. Usipetes en Tencteri worden vermeld die Mainz, dat in de traditie gehouden wordt voor Mogontiacum, zouden hebben aangevallen. Dit zijn stamgenoten van degenen die door Caesar werden vernietigd, alleen wonen ze aan de Midden-Rijn. Vond het door Caesar aangerichte bloedbad daar dan plaats? Erg plausibel is dat niet omdat Caesar in zijn verslag de Menapiërs vermeldt, die aan de kust woonden.
Ook deze problemen zijn niet van toepassing op mijn voorgestelde kaartje van het kustgebied van Noordwest-Frankrijk, België en Zuidwest-Nederland (SEMafoor 22.4) die stelt dat:
- Met de Mosa de Leie werd bedoeld.
- Met de Vacalus/Vahal/Renus de Schelde-Westerschelde werd bedoeld, die door het gebied waar nu de Vlaamse polders liggen, stroomde in de richting van haar tegenover Kent gelegen monding, genaamd Helinium.
- Met het Batavorum insulam het voormalig eiland Walcheren werd bedoeld.
- Met Witla Terneuzen werd bedoeld, waar de Mosa in de Vacalus/Renus/Westerschelde uitstroomde.
Besluit
Volgens mijn, op redelijke argumenten gebaseerde interpretatie van middeleeuwse teksten, vonden de invallen van de Noormannen plaats in gebieden langs de kusten van Noordwest-Frankrijk, België en uiterst Zuidwest-Nederland. De Noormannen vernietigden of veroverden in de loop der jaren verschillende plaatsen en/of gebieden langs de Mosa/Leie, de Renus/Schelde en de Vahalis/Schelde-Westerschelde ten noorden waarvan het Eiland der Bataven/Walcheren lag dat toen een eiland was.
Ook de volgende tekst uit de Annales Fuldensus bij het jaar 836, waarin Andwerpam/Antwerpen en Witla/Terneuzen door de Noormannen worden overvallen, wijst daar op:
De plaats Andwerpam civitatem werd door de Noormannen platgebrand, en ook Witla de havenplaats aan de monding van de Mosa, en ze ontvingen tribuut van de Frisioni.[24] |
Mijn interpretatie van de teksten en een bijpassende samenhangende geografische uiteenzetting, pleiten ervoor dat Dorestad en Noviomagus lagen in het Vlaamse kustgebied!
[1] |
Einhard (Eginhard), Vita Caroli Magni, 17 - http://www.thelatinlibrary.com/ein.html vertaling: https://sourcebooks.fordham.edu/halsall/basis/einhard.asp
De Latijnse tekst gaat als volgt: ‘[17] …..alterum Noviomagi super Vahalem fluvium, qui Batavorum insulam a parte meridiana praeterfluit.’ |
[2] |
Zie voor een uiteenzetting over de Mosa zijnde de Leie in plaats van de Maas mijn artikel ‘De Patabus = de Mosa = de Leie? SEMafoor 22.1 (2021) p. 38 |
[3] |
Strabon. Geographia, 4,3,3. ‘Βρεττανική, τοῦ μὲν Ῥήνου καὶ ἐγγύθεν ὥστε καθορᾶσθαι τὸ Κάντιον, ὅπερ ἐστὶ τὸ ἑῷον ἄκρον τῆς νήσου,’ Engelse vertaling ((H.C. Hamilton, Esq., W. Falconer, M.A., 1903). ‘Britain lies opposite to them; but nearest to the Rhine [de Rhenus], from which you may see Kent, which is the most easterly part of the island.’ https://www.perseus.tufts.edu/hopper/text?doc=Perseus%3Atext%3A1999.01.0197%3Abook%3D4%3Achapter%3D3%3Asection%3D3 |
[4] |
De Latijnse tekst uit de Prudentii Trecensis Annales, MGS. I, blz. 430 bij het jaar 837 gaat als volgt: ‘Ea tempestate Nordmanni inruptione solita Frisiam inruentes, in insula quae Walacra dicitur nostros imparatos aggressi, multos trucidaverunt, plures depraedati sunt. Et aliquamdiu inibi commorantes, censu prout libuit exacto, ad Dorestadum eadem furia pervenerunt; tributa similiter exegerunt. Quibus imperator auditis, praetermisso memorato itinere, ad Noviomagum castrum vicinum Dorestado properare non distulit. Cuius adventu Nordmanni audito, continuo recesserunt. Imperator vero, generali conventu habito, publice cum his quaestionem habuit, quos principes ad eandem custodiam delegaverat. Qua discussione patuit, partim inpossibilitate, partim quorundam inoboedientia eos inimicis non potuisse resistere.’
https://www.dmgh.de/mgh_ss_1/index.htm#page/430/mode/1up |
[5] |
De vertaling is met behoud van de oorspronkelijke namen overgenomen van Van der Tuuk, L. Op:
http://www.gjallar.nl/bronnen_AX.html
De Latijnse tekst uit de Annales Xantenses, Rau, Quellen, 346, 348 (846) (*) gaat als volgt: ‘Consueto Norhtmanni Ostraciam et Westraciam vastaverunt et vicum Dorestatum cum aliis duabus villis incenderunt igni, vidente Lothario imperatore, cum esset in Noviomago castro, sed scelus ulcisci nequiverat. Illi autem ingenti preda hominum atque facultatum oneratis classibus reversi sunt in patriam.’
https://www.dmgh.de/mgh_ss_2/index.htm#page/228/mode/1up |
[6] |
Anonymus. (ca. 650 n.Chr.). .). Pinder & Parthey. (1860). Ravennatis Anonymi Cosmographia et Gvidonis, Geographica, V.30.422: ‘Iterum in ipso Oceano septentrionali aliquantae insulae reperiuntur, sed post Saxonum patriam, ex quibus una dicitur Nordostracha et alia Eustrachia’ |
[7] |
Annales Xantenses, Rau, Quellen, 348 (847) Op https://www.gjallar.nl/bronnen_AX.html
De Latijnse tekst gaat als volgt: ‘De cetero Nordmanni Christianos hinc inde vastaverunt et contra Sigirum et Liutharium comites bellum fecerunt, et ultra vicum Dorestatum contra flumen Reni per miliaria novem remigaverunt usque ad vicum Meginhardi, et ibidem facta preda reversi sunt.’ |
[8] |
De vertaling is met behoud van de oorspronkelijke namen overgenomen van Van der Tuuk, L. Op:
http://www.gjallar.nl/bronnen_AB.html
De Latijnse tekst uit de Prudentii Trecensis Annales, MGS. I, blz. 445 bij het jaar 850 gaat als volgt: ‘Orich rex Nordmannorum, impugnantibus sese duobus nepotibus suis, bello impetitur. Quibus partitione regni pacatis. Rorich, nepos Herioldi, qui nuper a Lothario defecerat, adsumptis Nordmannorum exercitibus, cum multitudine navium Fresiam et Batavum insulam aliaque vicina loca per Renum et Vahalem devastat. Quem Hlotharius cum comprimere nequiret, in fidem recepit eique Dorestadum et alios comitatus largitur. Ceterorum vero pars Menapios, Tarvisios aliosque maritimos depraedantur, pars Brittaniam insulam Anglosque impetentes, ab eis auxilio domini nostri Iesu Christi superantur.’
https://www.dmgh.de/mgh_ss_1/index.htm#page/444/mode/1up |
[9] |
Delahaye, A. 1958. Het Mysterie v.d. Keizer Karel stad, p. 91, p. 92, p. 98
>Delahaye, A. 1984. De ware Kijk op … Deel I, p. 165, p. 166, p. 170, p. 173, p. 220 |
[10] |
De vertaling is met behoud van de oorspronkelijke namen overgenomen van Van der Tuuk, L. Op: https://www.gjallar.nl/index.html
De Latijnse tekst uit de Regino Chronicon, Liber de gestis regum Francorum opgenomen in Rau quellen, 260 gaat als volgt: ‘Per idem tempus Nortmannorum classis Wal fluvium ingressa Niumaga palatio regio applicuit ibique castra posuit. Quod factum cum ad notitiam Ludowici perlatum esset, absque dilatione cum exercitu venit et munitionem obsidione clausit. Conserto nonnullis diebus certa-mine non adeo prevaluit, quia palatium ingentis magnitudinis mirique operis hostibus tutissimum prebebat receptaculum. In qua congressione captus est ab adversariis Everhardus Saxo, filius Meginardi comitis, et captivus ductus; quem postea mater Evesa magno pretio dato incolumem recepit. Postremo rex accepta pollicitatione, quod, si ab obsidione cessaret, Nortmanni continuo regno eius decederent, cum omnibus copiis recessit. Illo recedente pagani palatium una cum munitione flammis exurentes navibus ascensis hostia Rheni repetunt. Item eodem anno mense Novembrio duo reges Nortmannorum, Godefridus et Sigifridus, cum inestimabili multitudine peditum et equitum consederunt in loco, qui dicitur Haslon, iuxta Mosam. Et primo quidem impetu finitima loca depopulantes Leodium civitatem, Traiectum castrum, Tungrensem urbem incendio cremant; secunda incursione Ribuariorum finibus effusi cedibus, rapinis ac incendiis cuncta devastant, Coloniam Agrippinam, Bunnam civitates cum adiacentibus castellis, scilicet Tulpiacum, Iuliacum et Niusa, igne comburunt; post haec Aquis palatium, Indam, Malmundarias et Stabulaus monasteria in favillam redigunt.’ |
[11] |
Boersma, Y. Artikel: ‘Werd met Traiectum Gent bedoeld?’ SEMafoor 22.2 (2021) p. 33 |
[12] |
https://www.oudenburg.be/erfgoedkring/over-oudenburg/geschiedenis.aspx |
[13] |
Vandemaele, J. Artikel: ‘Meginhardi Vicus - Meinerswijk - Meginhardeswich?, SEMafoor 11. 1 (2010) p. 7 |
[14] |
Altfrido. (eind 11e eeuw). Vitae Sancti Liudgeri, ed. Diekamp, W. (1881). lib. I, p. 9 |
[15] |
De vertaling is met behoud van de oorspronkelijke namen overgenomen van Van der Tuuk, L. Op https://www.gjallar.nl/bronnen_AF.html
De Latijnse tekst uit de Annales Fuldenses Rau, Quellen, 130-134 (882, continuation in the Leipzig manuscript) gaat als volgt: ‘Nordmanni ereptis, quas poterant, rebus omnibua ac, quam pessime et visui horribilior erat, quibusdam locis et ecclesiis dimissis, quibusdam concrematis, reversi sunt in suam munitionem, quae circumsepta conatabat secus litus Mosae fluminis loco, qui dicitur Ascloha, de Hreno miliaria XIIII.’ |
[16] |
‘De naam Asselt (Frankische naam: Aslao, Aschlo, Ascloha, of Ascaloha) betekent "essenbos" en zou afgeleid zijn van het Germaanse aski "es" en lauha "bosje op hoge zandgrond"’. Bron: Maurits Gysseling
https://www.noviomagus.info/ascloa.htm
‘Assenede is mogelijk een afleiding van de boomnaam as, een oude dialectvorm van de huidige es. As werd gecombineerd met het verzamelsuffix -ithja - dat betekent verzameling van weiden - dat dan later evolueerde tot -ede.’
https://www.nieuwsblad.be/cnt/qh2utmhc |
[17] |
Annales Mettenses, HdF , V, p. 353 De Latijnse tekst waarin dit wordt verteld gaat als volgt: ‘DCCCVI. …Imperator dimisso utroque filio in regnum sibi deputatum, Pippino scilicet et Hludowico, de villa Theodonis palatio per Mosellam et Rhenum secunda aqua Noviomagum navigavit ibique sanctum quadragesimale ieiunium et sacratissimam paschae festivitatem celebravit. Et inde post non multos dies Aquasgrani veniens…..’
https://la.wikisource.org/wiki/Annales_regni_Francorum |
[18] |
De Latijnse tekst uit de Annales Fuldenses Rau, Quellen, 88, 90-92 (873) gaat als volgt: ‘Inde rex circa Kalendas Maii Mogontiacum veniens per alveum Rheni fluminis navigio vectus Aquense palatium petiit;’
https://www.gjallar.nl/bronnen_AF.html |
[19] |
Zie mijn Nieuwe Kaart van Germania op http://www.nifterlaca.nl/eigen_assets/Artikelen/018-Nieuwe_Kaart_Germania.html |
[20] |
https://fr.wikipedia.org/wiki/Thermes_de_Saint-Amand-les-Eaux |
[21] |
Einhard (Eginhard), Vita Caroli Magni, 22 - http://www.thelatinlibrary.com/ein.html vertaling: https://sourcebooks.fordham.edu/halsall/basis/einhard.asp
De Latijnse tekst gaat als volgt: ‘Delectabatur etiam vaporibus aquarum naturaliter calentium, frequenti natatu corpus exercens; cuius adeo peritus fuit, ut nullus ei iuste valeat anteferri. Ob hoc etiam Aquisgrani regiam exstruxit ibique extremis vitae annis usque ad obitum perpetim habitavit.’ |
[22] |
Servius. Commentarius in Virgilii Aeneiden, VIll, 727: ‘Morini populi Galliae in finibus, qui Britanniam spectant, proximi oceano. Rhenus fluvius Galliae, qui Germanos a Gallia dividit. ‘bicornis’ autem aut commune est omnibus fluviis, aut proprie de Rheno, quia per duos alveos fluit: per unum qua Romanum imperium est, per alterum qua interluit barbaros, ubi iam Vahal dicitur et facit insulam Batavorum.’ |
[23] |
Caesar, De Bello Gallico, IV, 10 Vertaling: Dr. J. J. Doesburg
De Latijnse tekst gaat als volgt: 10. [Mosa profluit ex monte Vosego, qui est in finibus Lingonum, et parte quadam ex Rheno recepta, quae appellatur Vacalus insulam efficit Batavorum, in Oceanum influit neque longius ab Oceano milibus passuum LXXX in Rhenum influit. Rhenus autem oritur ex Lepontiis, qui Alpes incolunt, et longo spatio per fines Nantuatium, Helvetiorum, Sequanorum, Mediomatricorum, Tribocorum, Treverorum citatus fertur et, ubi Oceano adpropinquavit, in plures diffluit partes multis ingentibus insulis effectis, quarum pars magna a feris barbaris nationibus incolitur, ex quibus sunt qui piscibus atque ovis avium vivere existimantur, multis capitibus in Oceanum influit.] |
[24] |
De vertaling is met behoud van de oorspronkelijke namen overgenomen van Van der Tuuk, L. Op:
https://www.gjallar.nl/bronnen_AF.html
De Latijnse tekst uit Annales Fuldensus Rau, Quellen, 22 (836) waarin dit wordt verteld gaat als volgt: Nordmanni Andwerpam civitatem incendunt, similiter et Witlam emporium iuxta ostium Mosae fluminis, et a Frisionibus tributum acceperunt.’ |