Dijkarcheologie 200 v.Chr. - 250 n.Chr.

Ad Maas, 24 apr. 2022

Een jaar geleden stuitten archeologen stuiten op mogelijk oudste dijk van Nederland op het voormalige sportterrein Vijfsluizen in Vlaardingen. Het blijkt een aarden wal te zijn uit de tweede eeuw voor Christus.

Volgens archeologen is in Nederland nog nooit eerder een dergelijke aarden wal aangetroffen. Mede daarom is nog onduidelijk wat de functie van het bouwwerk was. Mogelijk moest de aarden wal het water tegenhouden, wellicht ter bescherming van een in de buurt aangetroffen boerderij. Immers, in Vlaardingen zijn al vaker oude waterbouwkundige werken aangetroffen. Boeren bouwden in de eerste eeuwen van de jaartelling dammen en sluizen in kreken in de Maasdelta om zo het waterpeil in de kreken te reguleren. Deze kreken stonden in verbinding met de zee. Bij hoogwater kon het water tot diep het achterland in worden gestuwd. Een van die sluisjes is destijds geconserveerd en te zien in Museum Vlaardingen. Al eerder is geopperd dat er vermoedelijk ook dijken geweest moeten zijn om het achterland droog te houden. Tot op heden zijn ze echter nooit gevonden.

De vondst deed me denken aan het artikel “Dikes and other hydraulic engineering works from the late Iron Age and Roman Period on the coastal area between Dunkirk and de Danish Bight.” Het artikel staat in de bundel Landschappen of zeegezichten?: De geschiedenis van het kustmilieu in het Noordzeegebied heroverwogen, uit 2013[1]. Met bijdragen van: Erik Thoen Uni Gent), Guus Borger (emeritus VU Amsterdam), Adriaan de Kraker (VU Amsterdam), Tim Soens (Uni Antwerpen), Dries Tys (VUB), Lies Vervaet (Uni Gent) en Henk Weerts (Cultureel Erfgoed, Amersfoort).

Ik neem het artikel er even bij en laat graag deze groep eerst aan het woord: Deze bundel behandelt de geografische evolutie van de kustgebieden aan de Noordzee, met een focus op de laatste tweeduizend jaar. Hoewel veel artikelen op een fundamentele manier zijn herwerkt, zijn de meeste het resultaat van een conferentie die in 2010 plaatsvond aan de Universiteit Gent (België) en die eigenlijk de derde was in een reeks symposia over hetzelfde brede thema. De eerste vond plaats in 1958, de tweede in 1978. Erkende specialisten werden uitgenodigd om hun onderzoek te presenteren op verschillende terreinen die verband houden met het onderwerp. De verschillende disciplines waarin de kustvlakten worden bestudeerd blijven te vaak binnen hun eigen grenzen en daarom is men begonnen ze grondig te verweven in de hoop dat dit zal leiden tot meer interdisciplinaire samenwerking.

Gedetailleerd geologisch onderzoek over veel gebieden leverde nieuwe gegevens op en onderzoekers kregen geleidelijk een beter begrip van de nauwe relatie tussen de processen van depositie, zeespiegelverandering en landvorming die in meerdere regio's plaatsvinden. Tegelijkertijd evolueerde ook historisch en archeologisch onderzoek. Het belangrijkste is dat de ideeën over de chronologie van de menselijke bewoning stevig zijn veranderd. Deze omvang van het in dit boek verzamelde onderzoek is belangrijk omdat het steeds duidelijker is geworden dat landverlies en -winst het resultaat waren van regionale factoren, waaronder en vooral menselijke activiteiten. Bovendien is nu duidelijk dat de mens overlevingsstrategieën bedacht, en daarmee zijn activiteiten in relatie tot het milieu organiseerde, op regionale basis, wat betekent dat de oorzaken van lokale veranderingen zowel natuurlijk als sociaal-historisch moeten zijn. Het is nu duidelijker dan ooit dat er geen enkel chronologisch schema is dat de kustevolutie over het hele Noordzeegebied kan verklaren.

Lascares en De Kraker besteden veel aandacht aan de term ‘dijk’. Wij zijn gewend om bij dat woord te denken lange verhogingen om zee en rivieren te weren van het land. Na de laatste ijstijd stijgt de zeespiegel en dat proces gaat nog steeds door, zij het met verschillen per regio. Het woord ‘dijk’ werd voorheen ook gebruikt voor opgehoogde wegen op het land. Voor de periode die Lascares en De Kraker onderzochten blijkt dat het begrip ‘dijk’ veel specifieker van toepassing was. Kleinschaliger dijken-werk. Je kunt indringend water ter plaatse een zeker halt toeroepen, maar een stuk land omdijken ter wille van zoutwinning of juist te vrijwaren van zout omwille van de teelt van graan en groenten. Ook visvangst was op ingedijkte stukken is mogelijk. Dat mensen droog konden wonen en hun land bereiken en gebruiken was natuurlijke een lokale noodzaak.

Een van de interessantste invalshoeken in het artikel vind ik de bouw van dijken en dammen. Je had daarvoor in elk geval stevige substantie nodig: dat waren plaggen en zoden, liefst uit en met kleigrond, bij voorkeur zo dat er planten in konden groeien (voor een steviger structuur), maar er zijn ook restanten van palen en schotten gevonden. Maar daarmee waren onze voormoeders er nog niet. Nodig waren bruggen, duikers en al of niet afsluitbare sluizen, en een soort waterpoorten, dus constructies die met planken zowel afgesloten als ontsloten konden worden. Aan praktisch vernuft kan het niet ontbroken hebben.

Het onderzoek naar deze situaties is niet eenvoudig[2]. Het terugvinden van hout biedt de mogelijkheid om betrouwbaarder te dateren wat betreft gepasseerde jaren (dendrochronologie); bruikbaar organisch materiaal dat met C-14 is te dateren is, is niet of amper beschikbaar. Punt is natuurlijk ook dat een voormalige structuur van bedijkingen wetenschappelijk zeker enerverend is maar dat er niet veel te verwachten is van massatoerisme. Het betreft immers een onzichtbare archeologie en wat er zichtbaar gemaakt kan worden is niet spectaculair voor bezoekers uit andere streken.

Dat geldt minder voor mensen die belangstelling hebben voor de Limes. Over de Limes citeert de onderzoeker Eric Graafstal (2002): “Its location in this wet and highly dynamic fluvial landscape made an extended system of bridges, revetments, dams, ditches and culverts necessary which had to be regularly maintained”. Vooral de regio van de Fossa Corbulonis, die volgens Tacitus de Rijn met de monding van de Maas verbond, laat veel vernuftig watermanagament (‘hydraulic engineering’) zien, kennis en kunde die het Romeinse leger ruimschoots beheerste. Van de door Tacitus en Suetonis Claudius genoemde Drususgracht is overigens totaal niets teruggevonden.

Toch is de lijst van locaties met voormalige dijk-vondsten, ook in Noord-Nederland en de Wadden, uit de betreffende periode verrassend lang. En inderdaad dus ook in Vlaardingen en omgeving. Dat komt ongetwijfeld omdat landschapsreconstructie veel meer vermoedelijke vindplaatsen kan aanwijzen en onderbouwen.

Over de vondst in Vlaardingen zie hier

 

[1] Mchel Lascaris en Adriaan Kraker, Dikes and other hydraulic engineering works from the late Iron Age and Roman Period on the coastal area between Dunkirk and de Danish Bight, in: Landschappen of zeegezichten?: De geschiedenis van het kustmilieu in het Noordzeegebied heroverwogen, Brepols Turnhout 2013

[2] Archeologen met een staat van dienst op dit terrein van onderzoek zijn onder meer: J. Bazelmans, H. Berendsen, J. Besteman, J. Dijkstra, E. Graafstal, S. Heeren, J. Nicolay en D. Tys.

              Reactie geven op artikel