Middeleeuwse Bronnen m.b.t de Franken

Ad Maas, 07 apr. 2022

In het forse boek Friezen, Franken en Saksen (SEM-reeks Vergeten Verleden, deel 4, Breda 2013) staat mijn tekst Franken, Frankenland en Beieren (hoofdstuk 5: 35 bladzijden). Daarin heb ik drie overzichten van bronnen opgenomen: Martina Hartmann, toen presidente van de MGH, noemde 53 bronnen, in het overzicht van Frankische en Merovingische bronnen tot 751 staan er 30 en er is een overzicht van 32 Oudhoogduitse teksten gedateerd door germanisten. Interessant om door te nemen, maar te ongericht voor dit artikel. Ik probeer nu een duidelijker kader te schetsen. Ik begin dus met het ordenen van de betreffende bronnen en dan voeg ik daar enkele toelichtingen aan toe.

De kernbronnen

  1. Tien boeken over de Geschiedenis van de Franken van Gregorius van Tours († 593): boek 1-4 in 575, boek 5 en 6 gaan tot 586, en de boeken 7 tot net met 10 in en vanaf 591.
  2. De Fredegarkroniek van Fredegar voor 660: ten dele gebaseerd op Gregorius 1-4; boek 3 bevat de herkomstlegende van de Franken en hun opkomst; Fredegar maakt veel meer gebruik van overgeleverde sagen. Vandaar waarschijnlijk verschillen in de spelling van namen.
  3. De Kroniek van de Merovingers (Gesta regnum Francorum of Liber Historiae Francorum) : opgesteld in 727, dus nog tijdens het leven van de laatste Merovinger Theodrik IV (720-737). Wel een herkomstgeschiedenis van de Franken maar onafhankelijk van Fredegar. Deze kroniek gaat namelijk nog veel verder met het gebruik maken van sagen en zouden we eigenlijk een sagenbundel kunnen noemen. In sommige uitgaven worden de teksten 8 tot en met 34 weggelaten. De gehele kroniek is pro-Neustria en de Merovingersdynansie wordt alleen maar positief beschreven.
  4. De Kroniek van de Pippiniden of Voortzetting van Fredegar (Coninuationes Fredegar). De kroniek sluit aan bij Fredegar en omvat de perioden 642-734, 735-751 en 751-768; in dat laatste jaar vinden de kroningen van Karelman († 771) en Karel († 814) plaats. In tegenstelling tot de Kroniek van de Merovingers overheerst nu de Austrasische visie en is het gebied Maas-Moezel-Rijn prominent aan de orde.
  5. De Karolingische Kronieken (760-840), omvattend de Frankische Rijksannalen die de periode vanaf de dood van Karel Martell (741) tot 829 beschrijven, de Annalen van Metz (806) en Einhards Vita Karoli Magni (817-836?). In 2020 verscheen een vertaling in het Nederlands van de Rijksannalen. In SEMafoor publiceerden daarover Jeff van Hout, Ad Maas, Guy Lavigne en Ruud van Veen.

 

Wat de kernbronnen van de geschiedenis van de Franken betreft moeten en mogen we het hiermee doen. Maar er is natuurlijk veel meer dat bij die geschiedschrijving hoort.

Secundaire bronnen i.v.m. de Franken

Voor de vuistweg noem ik een aantal soorten van deze bronnen.

  • Jaarboeken van een aantal abdijen. Bijvoorbeeld: Lorsch, Fulda, Sint Bertijn, Sint Vaast,
     Egmond en Xanten
  • Vita’s van Heiligen
  • Geschiedenissen van bisdommen
  • Teksten van concilies en synoden
  • Theologische en filosofische tractaten
  • Preken
  • Oorkonden en akten
  • Andere heldendichten, sagen en legenden
  • Brieven
  • Wetgeving met straf-/boetelijsten

 

Het gaat hier om duizenden teksten (ik las ooit zo’n 8000 uit de ‘Karolingische periode’). Ik wens u en ook mezelf nog veel krachtige levensjaren toe.           

Andere bronnen die relevent zijn voor de geschiedschrijving van de Franken

Je kunt staande houden dat de Franken als opvolgers van het vallende West-Romeinse Rijk een enorme invloed hebben gehad op de wereldgeschiedenis. Centraal gegeven daarin was zeker de uitbouw van het Christendom tot de Katholieke wereldkerk. En die ontwikkeling raakte natuurlijk ook andere bevolkingen, zoals blijkt uit:

  • de Geschiedenis van de Gothen (Jordanes)
  • de Anglo-Saxon Chronicle
  • de Historia Gothorum, Wandalorum, Sueborum(Isodorus van Sevilla)
  • de Historia Longobardorum (Paulus Diaconus)
  • de Origo gentis Longobardorum
  • de Historia ecclesiastica gentis Anglorum (Beda)
  • de Cosmografie van de Anonymus van Ravenna
  • de Speculum historiale (Vincentius van Beauvais)

 

De M.G.H is natuurlijk een eerbiedwaardig en machtig giga-project om veel zaken na te zoeken, al moet je dan de discussie over wat Germanen zijn maar een tijdje parkeren.

Sagen en kronieken

Het is een goede zaak dat we sagen en kronieken uit elkaar houden. De functie van deze soorten documenten was (is) heel anders. Kronieken mikken op het beschrijven van de (ware) werkelijkheid, terwijl sagen (literatuur) de toehoorder/ lezer (sociaal-) emotioneel aanspreken. De visie van Wim Rass (Thidreksaga-Forum) dat in de loop de eeuwen in de voorgedragen sagen andere helden in de verbeelding present waren, is dan ook prima verklaarbaar. Maar toch: het weglaten van sagen-teksten in historische bronnen is volgens mij niet juist. We moeten niet na eeuwen in een uitgave van een bron corrigeren, door – in dit geval - sagen weg te laten.

Dateringszekerheid van bronnen

In het Repertorium Geschichtsquellen des deutschen Mittelalters wordt een onderscheid gemaakt Berichtszeit en Entstehungszeit. Maar met het vaststellen van de Entstehungszeit hebben we nog niet de datering van het gebruikte (primaire) handschrift te pakken en zeker niet een natuurwetenschappelijke datering daarvan. En die hebben we nodig. Diplomatici doen vaak methodisch secuur werk, maar het is en blijft doorgaans reconstructie van teksten. Het valt wel op hoe moeilijk rapportages daarover te vinden zijn. Te ingewikkeld voor zowel de ondeskundige als deskundige leek?

Uitgevonden Middeleeuwen

Ik heb in de loop van 25 jaar wel 100 artikelen geschreven over en naar aanleiding van de hypothese van Heribert Illig. Ik kijk daar tevreden op terug. Graag enkele opmerkingen daarover. Ik vind dat een vaktijdschrift (fysiek en/of digitaal) moet informeren over wat alternatieve onderzoekers actueel publiceren, wel indien gedocumenteerd, een open mind voor tegenspraak, en geen ‘steeds meer van hetzelfde’. Geen censuur bij voorbaat,

De vraag of ik persoonlijk geloof in een niet-conventíonele chronologievisie doet niet ter zake. Discussiepunt is zeker dat ik niet zie dat de hypothese van Illig wetenschappelijk is weerlegd. Wel weerleggingen op bepaalde punten maar geen sluitende naar mijn mening. Hier duikt ook de filosofische boeiende (= bindende) vraag op of je kunt bewijzen dat iets niet bestaat of kon bestaan. Je kunt hierbij aan Kabouters denken, maar wat mij betreft ook aan het verschijnsel God.

En dan is er ook nog de aard van het beestje: Ik heb de neiging om een ontdekking van iemand anders (mits duidelijk onderbouwd) met enige enthousiasme te presenteren. Auteur, maar vooral ook leraar met een journalisten-pet op. Bij sommige lezingen zei ik vooraf: beste mensen, het word spannend, maar ik heb het niet zelf bedacht, maar ik weet dat u straks mij wel als zodanig aan gaat spreken, en dat vind ik prima. Dat kun je alleen maar zeggen als er toch een bepaalde inhoudelijke motivatie werkt. Dit zit bij mij vooral in de brede discrepantie tussen de aan de betreffende periode toegeschreven schriftelijke bronnen en de ontbrekende archeologische vondsten en bevindingen. En die discrepantie wordt zelden expliciet gethematiseerd.

Mijn voorlopige persoonlijke balans is als volgt: het lijkt me sterk dat een stuk tijd niet bestaan zou hebben. In die tijd is er natuurlijk van alles gebeurd. Maar daar schuilt ook een gedeelte mythologie in. Als Illig beschrijft dat er wel degelijk een Karolingische Renaissance moet hebben bestaan, maar dat die niet samenvalt met de tijd van de Karolingische dynastie, dan is die stelling onze aandacht waard. De Ottonen waren graag Karolingisch. Bovendien is het aannemelijk dat er afstemming moet hebben plaats gevonden over de Latijnse telling der jaren (vanaf Christus) en de Griekse (vanaf Alexander).

De Frank Gerbert van Aurillac (946-1003), paus van 999-2003 (Sylvester II) kan daar een ordenende hand in gehad hij was ook op dit terrein vakbekwaam.

              Reactie geven op artikel



Gast #55E0
16 Apr
reactie op Ad Maas

laatste regel: paus 999 - 1003


              Reageer